Maandelijks archief: juli 2015

Unity

Edward Hopper, The House by the Railroad (1925)

Edward Hopper, The House by the Railroad (1925)

Oorspronkelijk wilde ik een gedichtje maken met het woord Twitter erin. Dat mislukte, en in plaats daarvan ontstond dit versje:

Unity

My Lord, exclaimed a desperate soul,
One day all things will form a whole
In which I play a vital role…

But none of this came ever true;
The earth was rock, the ocean glue,
The swallow twitt’ring, and the heaven blue.

Het bevat een toespeling op Elegy Written in a Country Churchyard (1750) van Thomas Gray.

De regels 17-20 van de Elegy luidden:

The breezy call of incense-breathing Morn,
The swallow twitt’ring from the straw-built shed,
The cock’s shrill clarion, or the echoing horn,
No more shall rouse them from their lowly bed.

Honnepon

Honnepon staat op het punt haar bril af te zetten.

Honnepon staat op het punt haar bril af te zetten.

Honnepon

Honnepon lag bleek als was
Lang uitgestrekt in ’t groene gras,
Ontdaan van bril en bloemjapon,
Zich bruin te bakken in de zon.

Ik zag een toefje okselhaar…

Oh Honnepon, één nachtje maar,
Ik zou de koning zijn te rijk,
Al zag je bleekgroen als een lijk.

Capriccio

Willem Wilmink

Willem Wilmink

Ter gelegenheid van de 19e Willem Wilmink Dichtwedstrijd had ik een gedicht met de titel Capriccio ingezonden. De opdracht was om een door Ingmar Heytze opgegeven regel in het gedicht te verwerken. Deze regel luidde: Alles is meteen zo veel. Voor het overige was de verzenmaker vrij.

Het gedicht is overigens niet in de prijzen gevallen.

Capriccio

Alles is meteen zoveel machtiger als je het opblaast,
Laaiender als de zon schijnt,
Dromeriger in de hooitijd,
Bedrieglijker als je jong bent.

Ik volgde haar deinende heupen in Madame Tussauds.
Alles is heviger als je geketend wordt,
Als je haar silhouet bevend ziet rijmen,
Als je denkt dat je haar levend kust.

In maten en kleuren is Alles te koop.
Zingend dansen ze op het scherm,
Jonge mensen, spontaan en fris.
Geluk wiegt geurend in een flacon.

“Van verzen word je niet rijk”, zingen ze,
“Je kunt beter wat anders gaan doen.”
Kan me niks schelen; ik wil altijd Alles
Omhelzen, de wereld op stelten zetten.

Scheepmaker schreef Over Alles
De kip van Egypte, voetbal, samizdat,
Ik ben het moe een mens te zijn” –
Dwars tegen wijze adviezen in.

Soms droom ik dat ik Alles ben,
Een luchtbel met een glans van mystiek.
“Omnia vanitas”, zegt de Prediker.
En het wordt niet snel licht.

Men spreekt wel van ‘Alleskunners’.
Ik zal vermoedelijk niet dol op ze zijn,
Maar ik heb, als wijlen Szymborska, gemakkelijk praten:
Ik ken er niet één.

Wie Alles kan, schrijft geen gedichten.
De goddelijke komedie trekt een select publiek:
Wilmink, Mandelstam, de Beatrijs,
Montale, Auden, Focquenbroch!

Christus wilde Alles verlossen,
Een alleszins vermetele poging die thans evenwel
Als minder geslaagd wordt beschouwd:
“Alles is meteen zo veel.”

Alles is een betovering.
Wie haar met ontroering aanziet, stamelend aanspreekt,
Lokkend meevoert, looft en dartel omhelst,
Danst een verrukkelijke, capricieuze dans.

Sonnet 127 – Shakespeare

Dedication page from The Sonnets

Opdracht in The Sonnets

Op Wikipedia heb ik (onder het pseudoniem Theobald Tiger) op 6 maart 2014 een vertaling van Shakespeare’s ‘Sonnet 127′ gepubliceerd.

Vertaling (zie ook deze overlegpagina):

Sonnet 127

Eertijds gold zwart niet als mooi of voornaam,
En als het zo was, werd het niet zo genoemd.
Maar nu is zwart toch schoonheids erfgenaam,
En wordt goudblonde schoonheid als bastaard verdoemd.

Want sinds de mens de natuur heeft gebreideld,
Wanstaltigheid schiep, namaak die doorgaat voor echt,
Wordt de schoonheid ontwijd, haar streven verijdeld,
Haar lustoord onteerd, haar bestaansrecht ontzegd.

De ogen van mijn lief zijn zwart, godlof!
Haar zwarte wenkbrauwen tonen haar pijn
Om al wat niet mooi is, maar toch doet alsof,
De schepping schofferend met valsheid en schijn.

Maar ieder zal zeggen, hoezeer ze ook klagen,
Wat schoonheid is, hoef je nooit meer te vragen.

Origineel:

Sonnet 127

In the old age black was not counted fair,
Or if it were, it bore not beauty’s name;
But now is black beauty’s successive heir,
And beauty slandered with a bastard shame:
For since each hand hath put on nature’s power,
Fairing the foul with art’s false borrowed face,
Sweet beauty hath no name, no holy bower,
But is profaned, if not lives in disgrace.
Therefore my mistress’ eyes are raven-black,
Her brow so suited, and they mourners seem
At such who, not born fair, no beauty lack,
Sland’ring creation with a false esteem.

Yet so they mourn, becoming of their woe,
That every tongue says beauty should look so.

 

Sonnet 18 – Shakespeare

250px-ShakespeareOp Wikipedia heb ik (onder het pseudoniem Theobald Tiger) op 27 februari 2014 een vertaling van ‘Sonnet 18′, het beroemdste sonnet van Shakespeare, gepubliceerd.

Vertaling (zie ook deze overlegpagina):

Sonnet 18

Lijk jij soms op een mooie dag in mei?
Je bent bekoorlijker en hebt meer tederheid.
Een rukwind schudt wat uitbot ruw opzij,
Kort duurt des zomers toegemeten tijd.

Het hemeloog verzengt het groene loof.
Zijn gulden gloed is van beperkte duur.
Zijn schittering wordt kortelings gedoofd,
Ontregeld door een speling der natuur.

Jouw zomers aureool blijft eeuwig reisgenoot;
Jouw schoonheid heeft een duurzaam coloriet;
Jij dwaalt niet in de schaduw van een fiere dood,
Wanneer jij blijvend voortleeft in een lied.

Zolang het mensdom oog en adem heeft,
Zolang zorgt dit gedicht dat jij nog leeft.

Origineel:

Sonnet 18

Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate.
Rough winds do shake the darling buds of May,
And summer’s lease hath all too short a date.

Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimmed,
And every fair from fair sometime declines,
By chance or nature’s changing course untrimmed;

But thy eternal summer shall not fade
Nor lose possession of that fair thou ow’st,
Nor shall death brag thou wander’st in his shade
When in eternal lines to time thou grow’st.

So long as men can breathe or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.

 

 

Sonnet 116 – Shakespeare

Sonnets-Titelblatt_1609Op Wikipedia heb ik (onder het pseudoniem Theobald Tiger) op 13 december 2010 een vertaling van Shakespeare’s ‘Sonnet 116’ gepubliceerd.

Het gedicht is een sonnet in de Engelse – mede door Shakespeare – gevormde traditie, en het heeft dus twee slotregels die samen een rijmende pointe vormen. Er is geen volta of wending na de twee openingskwatrijnen.

Toelichting bij dit gedicht is overbodig – dat geldt overigens voor bijna alles wat Shakespeare schreef.

(Het gepraat van letterkundigen over diepzinnigheid en gelaagdheid en politieke implicaties en andersoortige complexe betekenis is vaak – maar niet altijd – een teken dat deze deskundigen het gedicht niet begrijpen, dat ze het niet ‘en vogue’ achten, dat ze het niet mooi vinden, of dat ze het gedicht – bijna nog erger – uit plichtsbesef becommentariëren.)

Vertaling (zie ook deze overlegpagina):

Sonnet 116

Laat mij niet tussen innig echtverbonden geesten
Een wig drijven. Liefde is liefde niet
Als zij zich temperen laat door de tempeesten,
Of gaat zodra men haar tot gaan gebiedt.

O nee, zij is een baken van bestendigheid
Dat in de storm onschokbaar op de baren ziet,
De ster die ’t dolend schip naar zijn bestemming leidt;
Haar hoogte is meetbaar, maar haar waarde niet.

Liefde is niet de Nar van de Tijd, wiens zeis
Eerlang uit vurige lippen de gloed zal verdringen;
Van maand noch jaar raakt zij ooit van de wijs,
Ze is standvastig tot het einde aller dingen.

En wie dit woord in volle ernst doet sneven,
Verwerpt mijn werk en heeft de liefde afgeschreven.

Origineel:

Sonnet 116

Let me not to the marriage of true minds
Admit impediments. Love is not love
Which alters when it alteration finds,
Or bends with the remover to remove.

O no, it is an ever fixèd mark
That looks on tempests and is never shaken;
It is the star to every wand’ring barque,
Whose worth’s unknown although his height be taken.

Love’s not time’s fool, though rosy lips and cheeks
Within his bending sickle’s compass come;
Love alters not with his brief hours and weeks,
But bears it out even to the edge of doom.

If this be error and upon me proved,
I never writ, nor no man ever loved.

 

 

De wereld koelt af

703px-Nuremberg_chronicles_-_Dance_of_Death_(CCLXIIIIv)

Tanz der Gerippe. Illustratie in de Liber Chronicarum (1493) door Michael Wolgemut.

Amfibrachen:

De wereld koelt af

De wereld koelt af, maar ons hart hamert voort,
Voorlopig althans: een naargeestige stem
Weerklinkt in spelonken, ruïnes en wouden,
Soms krijsend of mompelend – altijd verward.
Het rare geluid komt vervaarlijk dichtbij,
Om dadelijk weer in een schim te verdwijnen.

Strak als een boom staat een man in het bos:
Een eenzame fiets leunt met dwarsgericht voorwiel
op een scheefstandig kruis – god wat moeten wij doen?
Wat is daar gebeurd? Misschien een verkrachting?
Of worden wij straks nog door vreemden vermoord?
Er zijn er die zeggen dat God niet bestaat.

De duivel, zegt Kousbroek, is non-existent;
Een vrouw kust mijn lippen, ik huil als een kind;
Een stormvlaag jaagt gierend door kreunende bomen;
De post brengt een afschrift met negatief saldo;
Maar weinigen zijn in staat te bedwingen
De drang van de wereld, de angst van het hart.

Een man zoekt een vrouw en een vrouw zoekt een man;
Hun harten zijn dartel, hun lichamen speels;
Een eenzame eekhoorn verstijft in de nacht,
Want kreten van wellust verlaten het huis.
…Is iemand in staat om mij te vertellen
Waarom hij zo bot werd, waarom zij zo bits?

Al wijten wij rampspoed aan spoken of trollen,
Al brengen wij vloekend een vijand ten val,
Al kussen wij vurig begeerlijke vrouwen,
Al zoeken wij waarheid en vinden wij goud,
Wij dansen en springen en kletsen als gekken,
Op de Rand van ons Graf en Op Weg naar de Dood.

The Widow and the Mouse

495px-Kletterkünstler_HausmausSoms schrijf ik een vers in het Engels. Het gaat makkelijker dan in het Nederlands – ik denk omdat de dichterlijke traditie me er minder in de weg zit.

The Widow and the Mouse

The world is full of dread and grief,
As Science not yet knows;
In caves of stubborn unbelief
The desperation glows.

A Widow, walking on the street,
Reflects her life and age:
The Bible she has stopped to read;
Her comfort is her rage.

I once discussed a big taboo:
The danger was a Mouse;
A bachelor like Winnetoo
Could not have been a spouse.

The Widow hears a distant call:
The Mouse treads on her foot;
It is a tender animal,
No Shatterhand will shoot.

Look at the Widow’s milk-white thighs,
So definitely crossed;
Her body recollects the sighs
That are forever lost.

No Mouse has ever told the truth;
No Mouse has ever lied;
No Widow’s conscience is that smooth,
But both have multiplied.

The Widow thinks about the State,
Whose buildings are so huge;
In wood and plastic Mice create
A hole for their refuge.

We all are forced to lead a life
As if w’re able to;
And man creates from nine to five
A reasonable Zoo.

And yesterday I prayed to God
For courage and for cash;
“Why me a pig, O Lord, why mud
The proper place to wash?”

No answer got I, but perhaps
He structured lonely time;
Poor engineers are bridging gaps
Whith rhythm and with rhyme.

That’s why I try to cultivate
A meadow and a house,
In which may all participate:
The Widow and the Mouse.

De Wandeling – Derek Walcott

 

400px-Derek_Walcott

Derk Walcott (Wikimedia Commons)

Joseph Brodsky attendeerde mij eind jaren tachtig op de dichter Derek Walcott in zijn essaybundel Less than One (1985), een bundel die vertaald werd door Kees Verheul en Frans Kellendonk onder de titel Tussen iemand en niemand.

Derek Walcott overleed vandaag, op 17 maart 2017.

In ‘The Walk’ wordt een gekwelde wandeling beschreven:

Vertaling:

De Wandeling

Na een hoosbui ververst de goot gestaag zijn kralen;
deze bomen lekken je onrust als rijkgetooide druipkaarsen,
drup na drup; als het telraam van een kind
rijgen zich parels koud zweet aan hoogspanningsdraden;

bid voor ons, bid voor dit huis, leen uws naasten
geloof, bid voor dit brein dat zich afmat,
en het geloof verliest in de meesterwerken die het leest;
na een ontvankelijke dag komen bebloede verzen,

regel na regel afgestroopt van het omzwachtelde vlees,
tevoorschijn, rondscharrelend onder een hemel
die doorweekt is als een vaatdoek,

terwijl de katten geeuwen achter hun raamkozijnen,
leeuwen in zelfverkozen kooi,
die toch niet verder reikt dan de beparelde poort
van een naaste buur. Hoe vreselijk is jouw eigen

trouw, o hart, o ijzeren roos!
Lijken je daden niet meest op keukenmeidenromans,
scènes uit drassige soapseries die het leven
nader komen dan het jouwe? Alleen de pijn,

de pijn is echt. Hier komt je leven op neer,
de gebalde vuist van een kluit bamboe
die de bloei laat ontglippen, een spoor
dat sissend door de verregende campusrimboe

voert: laat alles los, het werk,
de pijn van een kort leven. Ontsteld ga je weg;
jouw huis, een opdoemende leeuw, klauwt je terug.

428px-Joseph_Brodsky_1988

Joseph Brodsky (Wikimedia Commons)

Origineel:

The Walk
Collected Poems 1948-1984, p. 138-139

After hard rain the eaves repeat their beads,
those trees exhale your doubt like mantled tapers,
drop after drop, like a child’s abacus
beads of cold sweat file from high tension wires,

pray for us, pray for this house, borrow your neighbour’s
faith, pray for this brain that tires,
and loses faith in the great books it reads;
after a day spent prone, hemorrhaging poems,

each phrase peeled from the flesh in bandages,
arise, stroll on under a sky
sodden as kitchen laundry,

while the cats yawn behind their window frames,
lions in cages of their choice,
no further though, than your last neighbour’s gates
figured with pearl. How terrible is your own

fidelity, O heart, O rose of iron!
When was your work more like a housemaid’s novel,
some drenched soap-opera which gets
closer than yours to life? Only the pain,

the pain is real. Here’s your life’s end,
a clump of bamboos whose clenched
fist loosens its flowers, a track
that hisses through the rain-drenched

grove: abandon all, the work,
the pain of a short life. Startled, you move;
your house, a lion rising, paws you back.

 

 

Een Huwelijk – R.S. Thomas

R.S. ThomasRonald Stuart Thomas (1913 – 2000) was een Anglicaans priester, Welsh nationalist en bovendien een groot dichter. Een van zijn bekendste gedichten is A Marriage, een gedicht gewijd aan zijn overleden vrouw Elsi, Mildred Eldridge (1909–1991), die zelf erkenning vond als schilder en illustrator. Het gedicht werd gepubliceerd in Mass for Hard Times (1992), p.74. Ook opgenomen in Collected Later Poems: 1988-2000 (2004).

A Marriage

We met
under a shower
of bird-notes.
Fifty years passed,
love’s moment
in a world in
servitude to time.
She was young;
I kissed her with my eyes
closed and opened
them on her wrinkles.
“Come” said death,
choosing her as his
partner for
the last dance. And she,
who in life
had done everything
with a bird’s grace,
opened her bill now
for the shedding
of one sigh no
heavier than a feather.

artist's son; (c) Gwydion Thomas; Supplied by The Public Catalogue Foundation

Mildred Eldridge. Dance of Life 3 Copyright: Gwydion Thomas; Supplied by The Public Catalogue Foundation

Een vertaalpoging:

Een Huwelijk

Wij troffen elkaar
onder een stortbui
van vogelklanken.
Vijftig jaar verliepen,
moment van Liefde
in een wereld
onderhorig aan de tijd.
Ze was jong;
ik kuste haar met mijn ogen
dicht en toen ik ze opsloeg
zag ik haar rimpels.
“Kom” zei de dood,
haar uitverkiezend
als zijn partner voor
de laatste dans. En zij,
die bij leven
alles deed met de gratie
van een vogel,
opende nu haar snavel
voor het slaken
van een zucht, niet
zwaarder dan een veertje.

Een interessant en informatief artikel over deze dichter is van de hand van Theodore Dalrymple (1949, pseud. van Anthony M. Daniels): ‘A Man Out of Time’ (City Journal, 6 november 2006).

Een uitstekende necrologie, geschreven door Byron Rogers, verscheen op 27 september 2000 in The Guardian.

Er zal geen vrede zijn – W.H. Auden

W.H. Auden (1907-1973) is een van de grootste dichters van het Engelse taalgebied in de twintigste eeuw. Hij schreef in 1956 het gedicht ‘There Will Be No Peace’ (Collected Poems, p.617): een evocatie van een paranoïde geestestoestand.

(Dat komt in de beste kringen voor, zie bijvoorbeeld het liedje van Tom Waits: “What’s He Building?”, Mule Variations.)

Er wordt ook wel gesproken van een personificatie van schuldgevoelens: de schuldgevoelens zijn dan wezens, demonen, die het bepaald niet goed met jou voorhebben.

Auden noemde het een van de persoonlijkste gedichten die hij ooit had geschreven. In zekere zin zou je het gedicht tot de Confessional Poetry kunnen rekenen, een beweging in de Amerikaanse dichtkunst die vertegenwoordigd werd door Robert Lowell, Sylvia Plath, John Berryman, Anne Sexton, Allen Ginsberg en W. D. Snodgrass. Auden had overigens niet veel op met de Confessional Poets.

Het gedicht kent bewonderaars en verguizers, zoals zoveel gedichten, maar het heeft in ieder geval op mij een blijvende indruk gemaakt.

Er zijn niet veel formele vormkenmerken die het vertalen lastig maken. Vertalen betekent (ook) in dit geval: de emotionele sequentie van het gedicht in het Nederlands proberen na te bootsen. Dat is overigens lastig genoeg.

Hier draagt Auden het gedicht zelf voor (vanaf 12:55).

Ik heb ook een geluidsopname van de vertaling gemaakt.

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Er zal geen vrede zijn

Ook nu kalm helder weer
Het domein van jouw zelfrespect weer toelacht,
En de kleur erin terugkeert, heeft de storm jou veranderd:
Niet, nooit zul je vergeten
De nacht die alle hoop wegvaagde, het geloei
Dat voorbode was van jouw ondergang.

Met die wetenschap moet je leven.
Ver weg, boven, buiten jou zijn anderen,
In een maanloos verstek waarvan je nooit hebt gehoord,
Die zeker wel gehoord hebben van jou,
Wezens van onbekend geslacht en aantal:
En zij zijn niet dol op jou.

Wat heb je hun misdaan?
Niets? Niets kan geen antwoord zijn;
Je zult gaan geloven – kun jij het helpen? –
Dat je iets, dat je echt iets misdaan hebt;
Je zult merken dat je hen aan het lachen wilt maken,
Je zult naar hun vriendschap verlangen.

Er zal geen vrede zijn.
Vecht dus terug, met alle moed die in je is
En elke minne streek die je bedenken kunt;
Laat een ding helder voor je zijn:
Hun motief, als het er was, heeft elke zin voor hen verloren;
Zij haten om te kunnen haten.

Origineel:

There Will Be No Peace

Though mild clear weather
Smile again on the shire of your esteem
And its colors come back, the storm has changed you:
You will not forget, ever,
The darkness blotting out hope, the gale
Prophesying your downfall.

You must live with your knowledge.
Way back, beyond, outside of you are others,
In moonless absences you never heard of,
Who have certainly heard of you,
Beings of unknown number and gender:
And they do not like you.

What have you done to them?
Nothing? Nothing is not an answer;
You will come to believe – how can you help it? –
That you did, you did do something;
You will find yourself wishing you could make them laugh,
You will long for their friendship.

There will be no peace.
Fight back, then, with such courage as you have
And every unchivalrous dodge you know of,
Clear in your conscience on this:
Their cause, if they had one, is nothing to them now;
They hate for hate’s sake.

Rijmen kan niet meer

Norsk_Orgel-Harmoniumfabrikk_harmonium_(clip)_-_Holm_camping,_Bindal,_Norway,_2014-07-24_(photo_by_Henning_Klokkeråsen)

Rijmen kan niet meer

Das war einmal, maar rijmen kan niet meer;
het is passé, schlemielig en bekrompen –
harmoniums zijn immers psalmenpompen,
wie dankt er nog op vrome toon de Heer?

Vergeet ze maar, die komma’s van weleer,
die hoofdletters, die streepjes en die lompe,
pedante punten – dat geklos op klompen,
die taalterreur van juffrouw Ganzenveer.

Mijn verzen zijn van zulke zaken vrij
en adresseren zonder haperingen –
ik blijf het liefst mijzelve zeer nabij,

al laat ik and’ren gaarne hymnen zingen
of zich verliezen in een hospartij

de kern, de grond, het wezen van de dingen!

Geluidsopname:

Geluidsopname – Arie Sonneveld

(Eigen werk)

Naschrift

Ik geloof in de eenheid van inhoud en vorm. Ik denk ook dat de vorm bepalend is voor de inhoud. Ik vind ten slotte dat vormloosheid een gebrek is van een vers en dat een goede vorm behulpzaam is bij de totstandkoming van een gedicht. Minachting voor de vorm diskwalificeert het vers. Maar er zijn vele vormen, en ze kunnen – mits goed gebruikt – allemaal prachtig zijn.

Net als in de beeldende kunst heeft het loslaten van stringente vormeisen in de dichtkunst een onmiskenbare vernieuwing, en tevens een weldadige bevrijding uit verstarring gebracht. Maar het heeft soms ook wel een betreurenswaardige aantrekkingskracht uitgeoefend op halftalenten. Maar feit blijft dat zowel vrije als gebonden verzen prachtig kunnen zijn.

Veel mensen die niet zo van gedichten houden, vinden soms – daar heb ik me al vaak over verbaasd – dat gedichten moeten rijmen. “De psalmen rijmen ook niet”, zeg ik dan, of ik citeer die beroemde monoloog uit The Tempest, die me altijd de tranen naar de ogen jaagt:

We are such stuff as dreams are made on

De Stille Wet – W.H. Auden

De naam van deze website – een blog is het eigenlijk niet – The Hidden Law, is het onderwerp van een gedicht van Wystan Hugh Auden (1907-1973).

Het gedicht voldoet aan een door de jonge Auden geciteerde definitie van poëzie: ‘Memorable Speech’. Ik ken het gedicht al sinds mijn studietijd – vijfendertig jaar geleden – uit mijn hoofd.

Het gedicht verscheen in 1941 zonder titel als noot bij Auden’s gedicht ‘New Year Letter’ in The Double Man (p.113-114). Het gedicht werd in 1945 als ‘Aera sub Lege’ gepubliceerd in Auden’s The Collected Poetry of W.H. Auden (p.117).

Ik heb een vertaling gemaakt die in 2000 gepubliceerd is in het lustrumnummer van De Tweede Ronde (zomer 2000, p.186). Ik ben niet ontevreden over de kwaliteit van mijn vertaling, maar ik word af en toe gekweld door de gedachte dat de taal die ik in mijn vertaling heb gebruikt een beetje te ouderwets is, te veel doet denken aan een tijd die definitief voorbij is: ‘nimmer’, ‘bescheid geven’, ‘lankmoedigheid’, ‘kastijdt’.

De Tweede Ronde 2000 - cover lustrumnummer

Ik houd van dit gedicht. De Stille Wet is altijd en overal van kracht, ook zonder nageleefd te worden. De hachelijkheid van het bestaan, feilbaarheid, vluchtgedrag, zwelgen in slachtofferschap, zelfzucht, totalitair gedram zijn haar vanzelfsprekend bekend. Het is binnen haar universele jurisdictie al even misplaatst om een gesneden beeld van de Godheid te maken als om in iconoclasme te vervallen. Het is een ongeschreven wet, zonder wetshandhavers en bureaucratie.

Ik hoop op deze plaats met ingang van vandaag, 6 juli 2015, af en toe beschouwingen, gedichten en vertalingen te publiceren.

Veel leesplezier. Commentaar en kritiek is zeer welkom.

Arie Sonneveld

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

——————————————————————————————————————————-

Vertaling:

De Stille Wet

De Stille Wet voert nimmer strijd
Met wetten van waarschijnlijkheid,
Maar laat atoom en ster hun baan,
Ziet mensen in hun wezen aan,
Geeft onze leugens geen bescheid.

Zo komt het dat geen overheid
Haar code in de vingers krijgt;
Formules doen slechts afbreuk aan
De Stille Wet.

Nooit maakte haar lankmoedigheid
Aan wie de dood zoekt een verwijt:
Wie haar per auto wil verslaan,
Wie haar in drank zoekt te ontgaan,
Wordt zo gewaar hoe zij kastijdt,
De Stille Wet.

Origineel:

The Hidden Law

The Hidden Law does not deny
Our laws of probability,
But takes the atom and the star
And human beings as they are,
And answers nothing when we lie.

It is the only reason why
No government can codify,
And verbal definitions mar
The Hidden Law.

Its utter patience will not try
To stop us if we want to die;
If we escape it in a car,
If we forget It in a bar,
These are the ways we’re punished by
The Hidden Law.