Maandelijks archief: augustus 2016

Binnen – R.S. Thomas

r.-s.-thomas-4da1a5eab4f6b_360x225
R.S. Thomas

Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).

R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).

Een aardig artikel over Thomas’ leven en werk is van de hand van Theodore DalrympleA Man Out of Time.

Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.

Dit gedicht van Ronald Stuart Thomas behoeft weinig toelichting. Het begint vrij plotseling, alsof Thomas reageert op een verwijt, bijvoorbeeld dat zijn voortdurende gewandel in de natuur om vogels waar te nemen en te mijmeren, een manier was om te ontsnappen aan zijn eigenlijke taak als predikant en priester.

Het gedicht verscheen in het tijdschrift Poetry, in mei 1962. Het is postuum opgenomen in de Uncollected Poems.

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

——————————————————————————————————————————-

Vertaling:

Binnen

’t Was makkelijker om met jou te belanden
in het veld, waar vogels geen eisen stellen
aan mijn gebrekkige kennis, bloemen uitbotten
met geen ander idee dan het verkondigen van God.

Inwendig bleef ik tobben met de oude
problemen: als ik was verkwikt
door het bijbelwoord, stond ik oog in oog
met gewichtige priesters, hun misprijzende blik.

Origineel:

Indoors

It was easier to come out with you
Into the fields, where birds made no claim
On my poor knowledge and flowers grew
With no thought but to declare God.

Within I had the old problems
To cope with: turning from the Book’s
Comfortable words, I came face to face
With the proud priests and their intolerant look.

Ovidius in het Derde Rijk – Geoffrey Hill

De Engelse dichter Geoffrey Hill (1932-2016) schreef als openingsvers van zijn bundel King Log (1986) het gedicht Ovid in The Third Reich.

Het gedicht laat Ovidius, auteur van de Amores, aan het woord in Hitlers Derde Rijk. Er ontstaat onvermijdelijk een sterke spanning tussen de zoektocht naar artistieke verfijning en de morele verschrikkingen tussen welke die zoektocht plaats vindt.

Wir haben es nicht gewusst, kan niet dienen als wapen op de plaatsen waar het bloed rijkelijk vloeit.

Kunnen de mooie praatjes – ik heb geleerd niet neer te zien op de verdoemden – dat wel?

En wat had Ovidius dan moeten zeggen?

De immorele strekking van het Ovidius-citaat (waaruit blijkt dat Ovidius zeer goed besefte wat moreel was) werpt een schel licht op de vredigheid en de gemoedsrust waaraan hij in dit gedicht, zoals zovelen die leefden tijdens de veronderstelde verwezenlijking van het Derde Rijk en wisten te overleven, zo sterk lijkt te hechten.

Vertaling:

Ovidius in het Derde Rijk

non peccat, quaecumque potest peccasse negare,
solaque famosam culpa professa facit.

[Wie zijn zonden weet te loochenen, zondigde niet;
het is slechts de schuldbelijdenis die schande brengt.]

Amores, III, xiv

Ik heb mijn werk en mijn kinderen lief. God
Is veraf, moeilijk. De wereld gaat door.
Te dicht bij de aloude goten met bloed
Is onschuld geen aards wapen meer.

Een ding heb ik geleerd: niet te gauw neerzien
Op de verdoemden. Zij vertonen, binnen hun sfeer,
Een vreemde harmonie met de liefde
Gods. Ik prijs, binnen de mijne, het liefdeskoor.

Origineel:

Ovid In The Third Reich

non peccat, quaecumque potest peccasse negare,
solaque famosam culpa professa facit.

Amores, III, xiv

I love my work and my children. God
Is distant, difficult. Things happen.
Too near the ancient troughs of blood
Innocence is no earthly weapon.

I have learned one thing: not to look down
So much upon the damned. They, in their sphere,
Harmonize strangely with the divine
Love. I, in mine, celebrate the love-choir.

Hier vindt u een vertaling van het gedicht door Peter Nijmeijer.1

Hier vindt u een bespreking van het gedicht (een van de vele).2

 


  1. Vlaanderen, jrg.46 (1997), p.227. 
  2.  E.M. Knottenbelt, Passionate Intelligence: The Poetry of Geoffrey Hill, Amsterdam/Atlanta GA: Editions Rodopi B.V. 1990, p.104 e.v. 

Het bevatten van de werkelijkheid

In een lezing voor de Chesterton Society, gaf de Belgische schrijver en sinoloog Simon Leys (pseudoniem van Pierre Ryckmans) een definitie van poëzie die niet alleen veel misverstanden kan wegnemen, maar tevens helder maakt waar het in de dichtkunst om gaat.

“But what is poetry? It is not merely a literary form made of rhythmic and rhyming lines – though Chesterton also wrote (and wrote memorably) a lot of these. Poetry is something much more essential. Poetry is grasping reality, making an inventory of the visible world, giving names to all creatures, naming what is. Thus, for Chesterton, one of the greatest poems ever written was, in Robinson Crusoe, simply the list of things that Robinson salvaged from the wreck of his ship: two guns, one axe, three cutlasses, one saw, three Dutch cheeses, five pieces of dried goat flesh… Poetry is our vital link with the outside world – the lifeline on which our very survival depends – and therefore also, in some circumstances, it can also become the ultimate safeguard of our mental sanity.”

Chesterton is uiteraard G.K. Chesterton of voluit:  Gilbert Keith Chesterton.

De lezing van Leys is opgenomen in diens laatste essaybundel The Hall of Uselessness: Collected Essays, New York, NY: New York Review Books 2013.

Gods kleine berg – Geoffrey Hill

Geoffrey Hill in 1986
Geoffrey Hill (fotograaf: Christopher Barker, 1986)

De Engelse dichter Geoffrey Hill  (1932-2016) is op 30 juni 2016 overleden. Hij is in Nederland onbekend, maar wordt beschouwd als een belangrijk dichter in het Engelse taalgebied. Een biografische schets van Hill vindt u op de website van Poetry Foundation.1

De titel van het gedicht, Gods kleine berg, verwijst naar God’s Little Mountain, een heuvel die een rol speelt in de roman Gone to Earth (1917) van de schrijfster Mary Webb (1881-1927). De titel is tevens een toespeling op de achternaam Hill. Omdat religieuze, mystieke voorstellingen in dit vers een rol spelen, ligt het voor de hand om ook aan een toespeling op de berg Sinaï te denken, temeer omdat Mozes iemand was die geen woorden beschikbaar had totdat God hem beloofde woorden in de mond te leggen.

In het gedicht wordt een mystieke natuurervaring beschreven waarvoor de dichter geen woorden vinden kan of toebedeeld krijgt, maar die paradoxalerwijze toch tot uitdrukking wordt gebracht volgens beproefd dichterlijk concept. De dichter was toen hij dit schreef (1952) nog maar twintig jaar oud.

Een bespreking van Geoffrey Hill’s poëtische, filosofische, literaire, christelijke, mystieke en culturele bekommernissen vindt u in een essay van de Anglo-Australische dichter Kevin Hart.2 Lezenswaardig is ook een beknopte necrologie in The New Criterion van David Yezzi: Verse in Perfect Pitch.3

Hier kunt u een interview met de dichter beluisteren.

Een goed interview met de dichter is: Geoffrey Hill: ‘poetry should be shocking and surprising’.1

Het gedicht bestaat uit vier kwatrijnen met zinnen van hoge intensiteit. Het rijm binnen de kwatrijnen is halfrijm.

De steen in de slotzin verwijst – denk ik – naar een versteende tong.

Charles Williams (zie de foto waar Geoffrey Hill bij zijn graf staat) was één van de Inklings, een literaire vriendengroep waartoe onder anderen ook C.S. Lewis en J.R.R. Tolkien behoorden.

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Gods kleine berg

Het riviertje beneden klauterde als een geit
Die stenen los trapt. De berg stampte met zijn voet,
Trillend, als in trance. En watten van geluid
Sloten mij op, in een abrupte rust.

Ik dacht dat de donder de hemel had ontsteld.
Alles was zo stil. De lucht was gespleten, gevuld
Met vuur dat de lucht in kou had geëtst, gestold.
Ik wachtte op het woord dat me niet werd gegund,

Dat opgekropt was in een rijk van pure krachten,
Dat onderworpen werd aan de druk van de sterren;
Ik zag de engelen als gebleekte strootjes opstijgen;
Ik kon niet blijven staan voor deze dorsende ogen

En viel, totdat ik de wereld weer hervond.
Ik mis nu de gratie te zeggen wat voor mijn ogen bestond;
Want het hoofd vormt woorden die de tong niet vond.
En welke arts doet roeren wat reeds is versteend?

Origineel:

God’s Little Mountain

Below, the river scrambled like a goat
Dislodging stones. The mountain stamped its foot,
Shaking, as from a trance. And I was shut
With wads of sound into a sudden quiet.

I thought the thunder had unsettled heaven;
All was so still. And yet the sky was cloven
By flame that left the air cold and engraven.
I waited for the word that was not given,

Pent up into a region of pure force,
Made subject to the pressure of the stars;
I saw the angels lifted like pale straws;
I could not stand before those winnowing eyes

And fell, until I found the world again.
Now I lack grace to tell what I have seen;
For though the head frames words the tongue has none.
And who will prove the surgeon to this stone?


  1. Website Poetry Foundation, Geoffrey Hill (1930-2016), Biography (geraadpleegd 23 augustus 2016). 
  2. Kevin Hart, God’s Little Mountains: Young Geoffrey Hill and the Problems of Religious Poetry, in: Mark Knight, Louise Lee (red.), Religion, Literature and the Imagination: Sacred Worlds, A&C Black: 2009. 
  3. David Yezzi, Verse in Perfect Pitch, The New Criterion, Vol.34, Nr.10, juni 2016. 
  4. Sameer Rahim, Geoffrey Hill: ‘poetry should be shocking and surprising’, The Telegraph, 1 July 2016.

In de kerk – R.S. Thomas

Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).

R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Met Seamus Heaney was hij bevriend.

Een aardig artikel over Thomas’ leven en werk is van de hand van Theodore DalrympleA Man Out of Time.

Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is, wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.

Dit gedicht beschrijft de houding van iemand die bidt in een heilige ruimte.

Afwezigheid, leegte, stilte, duisternis zijn belangrijk voor het R.S. Thomas, voor het gebed, en voor de ruimte waarin degene die bidt zich wendt tot een zwijgende en onzichtbare God.

Menigeen vergist zich als hij een vers als het onderhavige leest: het lijkt soms of er sprake is van iemand die eigenlijk niet geloven kan. Toch zou de spanning van het gedicht wegvallen als het verlangen om tot God te naderen eruit wordt weggeredeneerd.

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

In de kerk

Vaak probeer ik
De aard van deze stilten
Te doorgronden. Verbergt zich hier God
Voor mijn zoekende geest? Sinds die paar mensen
Zijn weggegaan, luister ik niet langer
Naar de lucht die zich herneemt
Voor haar wake. Zo wacht ze al eeuwen, al sinds de
Stenen zich hebben gegroepeerd om haar heen.
Zij zijn de vaste ribben
Van een lichaam dat ons gebed niet tot leven
Kon wekken. Vanuit de hoeken
Rukken schaduwen op om bezit te nemen
Van de plaatsen die het licht een uur lang
Bezet hield. Vleermuizen hervatten
Hun bedrijvigheid. Het ongemak van de kerkbank
Verdwijnt. Er is geen ander geluid
Dan het geluid van een man in het donker
Die ademt, die zijn geloof test
Op de leegte, die zijn vragen één voor één
Nagelt aan een leegstaand kruis.

Origineel:

In Church

Often I try
To analyse the quality
Of its silences. Is this where God hides
From my searching? I have stopped to listen,
After the few people have gone,
To the air recomposing itself
For vigil. It has waited like this
Since the stones grouped themselves about it.
These are the hard ribs
Of a body that our prayers have failed
To animate. Shadows advance
From their corners to take possession
Of places the light held
For an hour. The bats resume
Their business. The uneasiness of the pews
Ceases. There is no other sound
In the darkness but the sound of a man
Breathing, testing his faith
On emptiness, nailing his questions
One by one to an untenanted cross.

Het Koninkrijk – R.S. Thomas

Het gedicht The Kingdom is niet alleen voor vrome zielen, al beschrijft Ronald Stuart Thomas daarin wel degelijk het Koninkrijk van God.

Dit is misschien wel hetzelfde koninkrijk waarover Gerard Reve uitriep in de slotzin van zijn gedicht Graf te Blauwhuis: “Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?”

Vertaling:

Het Koninkrijk

We zijn er nog lang niet, maar de dingen
Gaan er daar heel anders toe:
Festivals waarbij de armen
Koning zijn, teringlijders van gezondheid
Blaken; spiegels waarin de blinden
Zichzelf aankijken, de liefde
Terugkijkt; alle industrie is voor het repareren
Van knikkende knoken en geesten die door het leven
Gebroken zijn. We zijn er nog niet, maar
Het kost geen tijd er te komen en de toegang
Is gratis, mits je uit jezelf alle begeerte
Verdrijft, je tevoorschijn komt met
Wat je echt nodig hebt, en je eenvoudig
Jouw geloof aanreikt, groen als een blaadje.

Origineel:

The Kingdom

It’s a long way off but inside it
There are quite different things going on:
Festivals at which the poor man
Is king and the consumptive is
Healed; mirrors in which the blind look
At themselves and love looks at them
Back; and industry is for mending
The bent bones and the minds fractured
By life. It’s a long way off, but to get
There takes no time and admission
Is free, if you purge yourself
Of desire, and present yourself with
Your need only and the simple offering
Of your faith, green as a leaf.