Maandelijks archief: september 2020

Sonnet 146 – Shakespeare

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is shakespeare_oval-cropped-1.png
Olieverfschilderij van William Shakespeare, waarschijnlijk geschilderd door John Taylor in 1610

De Engelse dichter, toneelschrijver en acteur William Shakespeare (1564-1616) wordt algemeen beschouwd als een van de grootste dichters die ooit heeft geleefd. Naast toneelwerk in verzen heeft hij ook 154 sonnetten geschreven die al vaker in het Nederlands vertaald zijn. Veel van die vertalingen zijn ook wel online te vinden.

Sonnet 146 is één van de laatste gedichten in de sonnettenreeks, en algemeen wordt aangenomen dat Shakespeare dit sonnet gericht heeft aan The Dark Lady, de zwarte dame. Over die dame weten we niet bijzonder veel. Wel is duidelijk dat Shakespeare met zijn beeldspraak optutten, ijdel vertoon voorstelt als iets van geringe waarde, en de voeding van de ziel als uiterst waardevol. En de teloorgang van het lichaam kan zelfs voeding zijn voor de ziel, waardoor de dood wordt overwonnen.

De sonnetvorm bij Shakespeare wijkt enigszins af van het Italiaanse sonnet dat door Petrarca is vervolmaakt. Het Shakespeareaanse sonnet telt drie kwatrijnen en een afsluitend distichon. De wending, cesuur of volta bevindt zich niet na het tweede kwatrijn – zoals bij Petrarca – maar tussen de drie kwatrijnen en de afsluitende slotregels.

In mijn vertaling heb ik in twaalf van de veertien versregels de vijfvoetige jambe (tien of elf lettergrepen, afhankelijk van het rijm – staand of slepend) vervangen door de zesvoetige jambe (twaalf of dertien lettergrepen, idem).

Over dit gedicht wordt vaak gezegd dat het een van de weinige gedichten is in Shakespeare’s oeuvre met een religieuze strekking, iets wat ik overigens betwijfel.

Het gedicht lijkt duidelijke toespelingen op de bijbel te bevatten, in de zin dat het verheerlijken van ijdel vertoon en het opmaken van het lichaam wordt verworpen, en er veel waarde wordt gehecht aan het voeden van de ziel met zaken die tijdloos zijn, waarmee – getuige het afsluitende distichon (de twee slotregels) – zelfs de dood onschadelijk wordt gemaakt.

Maar uiteraard ontbreekt de Shakespeareaanse ironie nooit helemaal.

In het Engelse Wikipedia-artikel over dit sonnet wordt ook een link gelegd met Psalm 146, een link die in mijn ogen op getalsmatige toeval berust.

Hier treft u een vrij goede toelichting op het sonnet aan, met een heldere en uitvoerige uitleg per zin.

In regel twee is in de eerste druk van de uitgave van de Sonnetten een zetfout gemaakt. De laatste drie woorden van de eerste regel – ‘my sinful earth’ – werden herhaald als de eerste drie woorden van de tweede regel. Dat klopt sowieso niet, en het klopt ook niet met de lettergreeptelling. Er is door heel veel redacteuren en commentatoren gegist wat er moet staan. Ik heb in deze vertaling op grond van persoonlijke voorkeur voor ‘[Why feed’st]‘ gekozen, maar het is goed om te bedenken dat er ook iets heel anders bedoeld kan zijn. Het woord ‘array’ aan het eind van de tweede regel kan zowel ‘in slagorde opstellen’ als ‘fraai uitdossen’ betekenen.

Voor de Engelse tekst volg ik de uitgave van de sonnetten in de reeks The Arden Shakespeare, met uitzondering van de genoemde keuze voor de eerste twee woorden van regel 2. Genoemde Arden-editie heeft: ‘Feeding these’. Peter Verstegen koos voor: ‘Repel these’. De Engelse acteur en filmproducent Sir Patrick Stewart draagt hier het gedicht voor met – als ik goed heb geluisterd – op die plaats de woorden ‘Pressed by’.

Vertaling:

Sonnet 146

O ziel, kern van mijn zondige, stoffelijke aard,
waarom toch voed je dwarsheid die laat paraderen,
waarom toch kwijn je weg, is ’t nodige zo schaars,
en schilder je jouw buitenmuur in dure kleuren?

Waarom toch zou je, met zo’n kort contract, zo gul
spenderen aan een landhuis dat vergaat?
Zal de aardworm, erfgenaam van deze overdaad,
er straks van smullen? Is dat van ‘t sterfelijk lijf het doel?

Mijn ziel, trek toch profijt van dienaars diepe smart,
en laat zijn pijn steeds jou tot voordeel zijn.
Koopt hemelse schatten op de markt van schuim en as;
weest innerlijk welgevoed, uitwendig zonder schijn.

Dus voed je met de dood, die zich met mensen voedt;
geen mens die – als de dood straks dood is – sterven moet.

Origineel:

Sonnet 146

Poor soul, the centre of my sinful earth,
[Why feed’st] these rebel powers that thee array,
Why dost thou pine within and suffer dearth,
Painting thy outward walls so costly gay?

Why so large cost, having so short a lease,
Dost thou upon thy fading mansion spend?
Shall worms, inheritors of this excess,
Eat up thy charge? Is this thy body’s end?

Then, soul, live thou upon thy servant’s loss,
And let that pine to aggravate thy store;
Buy terms divine in selling hours of dross,
Within be fed, without be rich no more
:

So shalt thou feed on death, that feeds on men,
And death once dead, there’s no more dying then.

Het model – W.H. Auden

De dichter Wystan Hugh Auden (1907-1973) groeide op in Engeland, ging vlak voor de Tweede Wereldoorlog naar Amerika, ontving zijn opvoeding in een Anglicaans gezin, hield aanvankelijk van Freud, een tijdje halfhartig van Marx, keerde gerijpt terug naar het geloof van zijn jeugd, schreef gedichten, libretti en toneelteksten, en wordt veelal beschouwd als een van de grootste Engelse dichters in de twintigste eeuw.

Wie meer wil weten over Auden kan elders op mijn website terecht. Ik houd veel van zijn werk en heb al aardig wat vertalingen van zijn gedichten gemaakt. Peter Verstegen – een gelauwerd vertaler – heeft hier een Ten Geleide bij het vertalen van Auden gepubliceerd.

En hier maakte Verstegen een (naar mijn smaak) geslaagde vertaling van The Model openbaar.

Met betrekking tot dit gedicht is het nog wel goed om te vermelden dat de homoseksuele Auden vanaf zijn studietijd, de tijd dat hij zichzelf losmaakte van de afkeer die zijn milieu had jegens homoseksualiteit, de sterke neiging had – een neiging die hij gedurende zijn leven grotendeels heeft behouden – om te denken dat psychische verkramptheid, neurosen, het onvermogen om je te bevrijden van dat wat je belemmert, een onmiskenbaar effect heeft op je lichaam, op je fysieke gesteldheid, en dus op de kans dat je akelige ziekten (zoals kanker) ontwikkelt.

Alfred Binet (1857-1911) was een Franse psycholoog naar wie de Stanford-Binet-intelligentieschaal is genoemd, de eerste intelligentietest. Hermann Rorschach was een Zwitsers psychiater die de inktvlektest ontwikkelde. Uit de resultaten van deze test konden psychische eigenaardigheden van de testpersoon worden afgeleid zonder dat deze het zelf besefte.

Dit gedicht vertaalde ik al in 1998. Hierbij de publicatie met een paar kleine aanpassingen.

Vertaling:

Het Model

Wie in nette heren verleiders ziet, of in een verlegen
meisje de angst voor een afwijzing leest,
beseft wel terdege,
dat iets uit handpalm, handschrift of gezicht te halen
een zaak is van vertalen;
maar dit oude dameslichaam geeft haarscherp een beeld van haar geest.

Ook zonder Rorschach of Binet begrijpt de grootste dwaas
van haar krasheid en fiere verschijning de taal;
want als je de tachtig haalt
maakt zelfs een ietsie-pietsie vrekkigheid
dat je aan duizend kwalen lijdt,
en zonder mankeren blijkt een korreltje wanhoop fataal.

Of de stad zich ooit bezatte aan haar boezem, ze evident
een dame was met faam en hippe habitus
in kerkelijke kring, en grondig werd verwend
door haar echtgenoot, of ze haar zoon verloor,
dat alles verdween en ging teloor
wat ook gebeurde, ze is er nog, ze vergaf, ze werd wat zij is.

Zo kan de schilder zijn gang gaan: een Engelse tuin wellicht,
Chinese rijstvelden, een grootstedelijke wildernis,
de lucht donker maken of licht,
haar afzetten tegen groen pluche of een rode muur,
eenheid verleent ze aan elk decor,
door het oog te richten op wat waarlijk menselijk is.

Origineel:

The Model

Generally, reading palms or handwriting or faces
Is a job of translation, since the kind
Gentleman often is
A seducer, the frowning schoolgirl may
Be dying to be asked to stay;
But the body of this old lady exactly indicates her mind;

Rorschach or Binet could not add to what a fool can see
From the plain fact that she is alive and well;
For when one is eighty
Even a teeny-weeny bit of greed
Makes one very ill indeed,
And a touch of despair is instantaneously fatal:

Whether the town once drank bubbly out of her shoes or whether
She was a governess with a good name
In Church circles, if her
Husband spoiled her or if she lost her son,
Is by this time all one.
She survived whatever happened; she forgave; she became.

So the painter may please himself; give her an English park,
Rice-fields in China, or a slum tenement;
Make the sky light or dark;
Put plush green behind her or a red brick wall.
She will compose them all,
Centering the eye on their essential human element.