Maandelijks archief: januari 2018

Résumé – Dorothy Parker

Onlangs attendeerde iemand mij op de overlegpagina van het Nederlandse Wikipedia-artikel Dorothy Parker. Het ging onder andere over de titel en het gedicht Résumé – dat overigens ook een eigen Wikipedia-pagina heeft.

Dorothty Parker (1893-1967) was een Amerikaans schrijfster van korte verhalen, gedichten en filmscripts. Ze stond bekend om haar scherpe pen, ze kon cynisch en sarcastisch zijn, en ze had een scherp oog voor eigentijdse dwaasheden. Ze was een actieve persoonlijkheid in het Amerikaanse literaire leven en is ook een paar keer  geportretteerd in documentaires en literaire fictie. Ze stierf in 1967 aan een hartaanval.

Het onderhavige gedicht is vrij beroemd geworden. De titel is niet erg ingewikkeld, al is het wel een beetje spottend; Résumé betekent hier: samenvatting, slotsom van een leven.

Het Wikipedia-artikel Dorothy Parker bevat (op het moment dat ik dit schrijf) de zinnen:

“Heel beroemd was haar gedicht “Résumé” uit haar bundel “Enough Rope”, waarin de dreiging van het verliezen van liefde en de hypocrisie en de dwaasheid van romantisch jargon centraal staan. Dit gedicht laat iets van haar complexe persoonlijkheid zien.”

Ze had wel een complexe persoonlijkheid, maar of je dat nu kunt aflezen aan dit gedichtje, betwijfel ik. Het is een epigrammatisch gedichtje dat ongetwijfeld voortkomt uit de zelfmoordgedachten van Dorothy Parker, en dat is verdrietig genoeg, maar complex is het eigenlijk niet. Ook gaat het niet over de dwaasheid van romantisch jargon. Je hebt weinig levenservaring en vrijwel geen kennis nodig om het versje te kunnen begrijpen.

Je kunt Résumé misschien het beste als grap opvatten, maar desgewenst ook als plaatijzeren ernst. In de Nederlandse literatuur vind je iets dergelijks in de gedichten van Piet Paaltjens, bijvoorbeeld in zijn gedicht De zelfmoordenaar. Over het stelletje met amoureuze plannen dat de zelfmoordenaar aan een tak ziet bungelen, schrijft Paaltjens: “In een wip was de lust / om te vrijen gebluscht”. Veel potentiële zelfmoordenaars maken voorafgaand aan de poging grappen over of toespelingen op de daad,  een daad die – als deze geslaagd is – iedereen naderhand onbegrijpelijk blijkt te vinden. Gelukkig is Parker (anders dan Paaltjens) niet door zelfmoord overleden, al heeft ze wel pogingen gedaan.

Het is overigens wel zo dat je wijsheid, inschattingsvermogen en levenservaring nodig hebt om de ernst van zo’n aankondiging te kunnen inschatten.

De slotzin van het gedichtje doet enigszins denken aan Gerard Reve die – toen hij op latere leeftijd werd geconfronteerd met zelfmoord-uitspraken uit het verleden – met een grafstem placht te antwoorden: “’t Is nou toch de moeite niet meer.”

Vertaling:

Résumé

Een mes is ellende
Water een ramp
Zuur geeft zo’n bende
Een pil geeft je kramp.
Een pistool is onwettig
Een strop geeft nog mee
Gas ruikt onprettig
Misschien toch maar ‘nee’.

Origineel:

Résumé

Razors pain you
Rivers are damp
Acids stain you
And drugs cause cramp.
Guns aren’t lawful
Nooses give
Gas smells awful
You might as well live.

Hysterie – T.S. Eliot

T. S. Eliot (1888-1965) was een Amerikaans-Engelse dichter die in Nederland het meest bekend is geworden door het gedicht The Waste Land, met de bekende openingszinnen:

April is the cruellest month, breeding
Lilacs out of the dead land, mixing
Memory and desire, stirring
Dull roots with spring rain.
Winter kept us warm, covering
Earth in forgetful snow, feeding
A little life with dried tubers.

De dichter Martinus Nijhoff is in sommige opzichten – modernisme, ingehouden ironie, lange toppenverzen met memorable regels, band met het christendom – aan hem verwant.

In 1917 publiceerde Eliot de bundel Prufrock and Other Observations. Hierin was ook het hier vertaalde gedicht Hysteria opgenomen. Hysteria was het enige prozagedichtje in de bundel.

Het gedichtje vertoont de invloed van Jules Laforgue (1848-87), een pionier van het vrije vers, iemand ook die alledaagse taferelen, lichtelijk overdreven en met surrealistisch aandacht voor rare details, kon vertellen.

Het gaat om een hysterische lach, maar minstens ook om de infectueuze potentie van die lach. Je weet haast niet meer wie er nu eigenlijk hysterisch is, de hij of de zij.

Vertaling:

Hysterie

Toen ze lachte, merkte ik dat ik door haar lach werd meegesleept en er deel van ging uitmaken, totdat haar tanden hoogst toevallige sterren waren met het talent om een peloton te drillen. Korte zuchtjes, steeds geïnhaleerd na tijdelijk herstel, zogen mij mee, en ik verloor me uiteindelijk in de duistere spelonken van haar keel, die geblutst leek door de welving van onzichtbare spieren. Een bejaarde kelner was met trillende handen bezig een roze-en-wit-gestreept kleed te spreiden over een roestige, groene tafel van ijzer, zeggend: “Wellicht willen de dame en heer hun thee in de tuin gebruiken, wellicht willen de dame en heer hun thee in de tuin gebruiken …” Ik kwam tot de slotsom dat als er een eind gemaakt kon worden aan het deinen van haar borsten, er misschien nog een paar flarden van deze middag konden worden bewaard, en met het oog daarop concentreerde ik mijn aandacht met delicate nauwgezetheid.

Origineel:

Hysteria

As she laughed I was aware of becoming involved in her laughter and being part of it, until her teeth were only accidental stars with a talent for squad-drill. I was drawn in by short gasps, inhaled at each momentary recovery, lost finally in the dark caverns of her throat, bruised by the ripple of unseen muscles. An elderly waiter with trembling hands was hurriedly spreading a pink and white checked cloth over the rusty green iron table, saying: “If the lady and gentleman wish to take their tea in the garden, if the lady and gentleman wish to take their tea in the garden …” I decided that if the shaking of her breasts could be stopped, some of the fragments of the afternoon might be collected, and I concentrated my attention with careful subtlety to this end.

De onbekende burger – W.H. Auden

Ik heb al vrij veel gedichten van Wystan Hugh Auden (1907-1973), een groot Engels dichter, vertaald, en hij behoeft op dit kleine blog eigenlijk geen introductie.

In dit gedicht wordt verteld over een zwijgende, onbekende, anonieme burger zoals die naar voren komt uit de dossiers die werden bijgehouden door de talloze bureaucratische instellingen die hem omringen.

De toon van het gedicht is enigszins prozaïsch, al kent het gedicht wel rijm.

De dossiers zijn uiterst positief, maar de indruk die wij van de anonieme burger krijgen is dat niet.

Over Audens bedoelingen zijn geen dossiers bekend, anders dan de gedichten, artikelen en brieven die hij heeft geschreven, maar de tegenstelling tussen een grauwe indruk van de persoon en fonkelende dossiers, zal zeker niet op toeval berusten.

Het gedicht drijft de spot met onze hang naar zekerheden, ons vastklampen aan bureaucratische goedkeuring en onze angst om af te wijken van wat gangbaar is.

Vertaling:

De onbekende burger

(Voor JS/07 M 378
Dit monument van marmer
werd opgericht door de staat)

Nooit werd officieel over hem een klacht ingediend,
Althans, het Statistisch Bureau heeft er niks van gehoord,
Verklaringen omtrent gedrag luiden eensgezind
Dat hij een heilige was in de moderne zin van een ouderwets woord,
Want wat hij ook deed, het Grote Geheel werd gediend.
Hij werkte tot z’n pensioen, behalve in de Oorlogsdagen,
In een fabriek waar hij nooit werd ontslagen,
Tot volle tevredenheid van werkgever Toffee Motors BV.
Toch was hij geen stakingsbreker of iemand met rare ideeën
Want zijn Vakbond was zeer over hem tevreden
(We verzekeren u dat zijn dossier een rotsvast vertrouwen wekte),
En onze sociaal-psychologische werkers ontdekten
Dat z’n maten hem mochten, en ook een biertje pakte hij graag mee.
De Pers bevestigt dat hij zijn krantenkiosk dagelijks frequenteerde,
En dat hij volkomen normaal op advertenties reageerde.
Ook blijkt dat hij – polissen op naam – volledig verzekerd was,
Zijn zorgdossier toont dat hij, eens in ’t ziekenhuis, weer keurig genas.
Consumenten- en huishoudinstanties zijn unaniem
Dat zijn afbetalingsregelingen verliepen naar wens,
Dat hij niks tekort kwam als Moderne Mens,
Een muziekinstallatie, een tv, auto, koelsysteem.
Elk opinieonderzoek vond het weer verheugend
Te constateren dat in dit jaargetij zijn opinies weer deugden.
Was het vrede, hij was voor vrede, was het oorlog, hij was een soldaat.
Hij was getrouwd en droeg vijf kinderen bij aan onze populatie,
Wat volgens Eugenetici het juiste aantal was voor zijn generatie.
Onze leerkrachten melden dat hij zich nooit bemoeide met hun educatie.
Was hij vrij? Was hij gelukkig? De vraag is absurd en gestoord:
Mocht er iets mis zijn geweest, dan hadden we het zeker gehoord.

Origineel:

The Unknown Citizen

(To JS/07 M 378
This Marble Monument
Is Erected by the State)

He was found by the Bureau of Statistics to be
One against whom there was no official complaint,
And all the reports on his conduct agree
That, in the modern sense of an old-fashioned word, he was a saint,
For in everything he did he served the Greater Community.
Except for the War till the day he retired
He worked in a factory and never got fired,
But satisfied his employers, Fudge Motors Inc.
Yet he wasn’t a scab or odd in his views,
For his Union reports that he paid his dues,
(Our report on his Union shows it was sound)
And our Social Psychology workers found
That he was popular with his mates and liked a drink.
The Press are convinced that he bought a paper every day
And that his reactions to advertisements were normal in every way.
Policies taken out in his name prove that he was fully insured,
And his Health-card shows he was once in hospital but left it cured.
Both Producers Research and High-Grade Living declare
He was fully sensible to the advantages of the Instalment Plan
And had everything necessary to the Modern Man,
A phonograph, a radio, a car and a frigidaire.
Our researchers into Public Opinion are content
That he held the proper opinions for the time of year;
When there was peace, he was for peace: when there was war, he went.
He was married and added five children to the population,
Which our Eugenist says was the right number for a parent of his generation.
And our teachers report that he never interfered with their education.
Was he free? Was he happy? The question is absurd:
Had anything been wrong, we should certainly have heard.