Tagarchief: Christian Wiman

Alle goede conducteurs – Christian Wiman

Christian Wiman (1966- ) is een Amerikaanse dichter en vertaler. Hij werd geboren in Texas, is getrouwd, en werkt aan Yale University als Professor of the Practice of Religion and Literature. Hij geeft college aan Yale Divinity School en Yale Institute of Sacred Music. Hij is religieus in christelijke zin.

[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van Christian Wiman onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]

Wiman lijdt aan een traag voortschrijdende, ongeneeslijke ziekte. Het gedicht From one Time – elders op deze website in vertaling (Tijdsovergang) beschikbaar bevat de uitdrukking die de titel leverde van het door Willem Jan Otten vertaalde boek My Bright Abyss: Mijn heldere afgrond. De ondertitel van dat boek luidt: Meditation of a Modern BelieverOverpeinzingen van een moderne gelovige.

Stevo Akkerman schreef in het dagblad Trouw een sympathieke column (met interview-elementen) over dit boek. Willem Jan Otten schreef een verhelderend essay in Trouw.

Uit Akkermans column citeer ik de volgende passage – degene die aan het woord is, is uiteraard Wiman zelf:

“Het geloof gidst me in de richting van een leven waarin ik tekortschiet, niet in een leven waarin alles me toevalt. Ik geloof dat je jezelf geen christen moet noemen, net zomin als dichter – het is iets dat je nastreeft, niet iets dat je bent. Het kan je gegeven zijn op momenten in je leven, maar in de tussentijd ben je er geen eigenaar van. Zoals ik zeg in het boek: ik heb de pijn van het ongeloof nooit gevoeld voordat ik begon te geloven. God is vaak pijn voor me, geen balsem.”

En nog een treffend citaat uit dat stuk, dit keer over het Amerikaanse geloof in jezelf dat het christelijke geloof corrumpeert:

Het Amerikaanse succesevangelie, met God als de leverancier van voorspoed, geluk en gezondheid, noemt Wiman onzinnig. “Het idee dat God je beloont als je geloof maar groot genoeg is, is in feite kwaadaardig. Ik moet zeggen dat het me erg verwart dat mijn leven enerzijds zo naar God en het christendom toe beweegt, terwijl ik anderzijds zo vervreemd ben van de manier waarop die religie in dit land wordt vormgegeven.”

En ten slotte nog een veelzeggend citaat uit He Held Radical Light (2018):

“Poetry itself—like life, like love, like any spiritual hunger—thrives on longings that can never be fulfilled, and dies when the poet thinks they have been. And what is true for the poem is true for the poet: “No layoff from this condensery,” as Lorine Niedecker says, no respite from the calling that comes in the form of a question, no ultimate arrival at an answer that every arrangement of words is trying to be. Perhaps only bad poets become poets. The good ones, though they may wax vatic and oracular in public, and though they may even have full-fledged masterpieces behind them, know full well that they can never quite claim the name.”

Een interessante lezing (ongeveer een half uur) over het onderwerp Geloof en Literatuur vindt u hier.

Het door mij vertaalde gedicht – All Good Conductors – is een gedicht met een betrekkelijk vrije vorm. Het bestaat uit drie delen. Elk deel is opgebouwd uit strofen van twee regels, met een enkelvoudige slotregel. Elk deel bestaat uit één lange zin. Er zijn wel binnenrijmen en alliteraties, maar er zijn vrijwel geen eindrijmen.

Het eerste deel beschrijft het forenzenbestaan, het reizen met de metro in een grote stad, de onvermijdelijkheid en de verschrikking van dat reizen. Met een mooie uitsmijter: al die ondergrondse verschrikkingen brengen ons eindelijk geld, geld, geld. Het herhaalde tunneling, tunneling, tunneling kon ik niet helemaal goed in het Nederlands overbrengen. Tunnelen is eigenlijk geen Nederlands. Ik heb gekozen voor een herhaald ratelen, waarbij ik het ondergrondse aspect heb overgebracht naar de slotregel van dat eerste deel.

Het tweede deel beschrijft de entree van een zeer mooi en ongenaakbaar meisje, en het geeft een fraai beeld van het effect dat haar verschijning heeft, een glinstering van zon op glas.

Het derde deel geeft ons de titel, en het treurige lot van iemand die om wat voor reden dan ook, en misschien ook buiten zijn schuld, de weg kwijt is, iemand die we allemaal wel eens zijn tegengekomen, net als dat ongenaakbaar mooie meisje.

In dit gedicht wordt gespeeld met het het contrast tussen licht en donker: het donker van de ondergrondse enerzijds, en anderzijds 1) het al te fel schitterende licht op glas van de ongenaakbare schoonheid, en 2) de lichtstraal waarin de boeien van de dromer sleutels worden.

En er wordt gespeeld met het contrast tussen lawaai en stilte: het knarsen en krijsen van de metro en het geschreeuw van de inzittenden enerzijds, en anderzijds 1) de stilte waarmee de steelse blikken de schoonheid aftasten, en 2) de stilte die heerst bij het graf dat de dromer samen met zijn illusies zal begraven.

Het effect is – althans voor mij – ontroerend.

Het gedicht is ontleend aan de website van Poetry Foundation. Het werd eerder gepubliceerd in de bundel Every Riven Thing (2011).

Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Alle goede conducteurs

I.

O dat geknars, die hitte, die haat
die we aan het forenzen besteden,

het wachten bij de laatste halte
voordat we luidkeels de tunnel

binnengaan, terwijl de duiven
paren en poepen en brutaal

rondpikken tussen de rails,
want onze trein is altijd te laat,

altijd pogend juist ons te treffen,
als hij er aankomt met zijn

plompe snuit, zijn duizend monden,
volgepropt, vloekend, samengeperst

tot één schepsel vol klauwen en ogen
ratelend, ratelend, ratelend

in het donker naar geld.

II.

Soms doet een schoonheid ons
verstijven als ze binnenkomt bij Centraal,

langsglijdend met alle ongenaakbare
hoeken en kanten

van haar wezen
om tussen ons in te staan

als een kleine torenflat,
zo ijl, zo schaars,

met blikken die haar overal
aftasten, verhit en gekweld

als zon op glas.

III.

Er is een dromer
naar wie alle goede conducteurs

uitkijken, als de laatste
halte wordt aangedaan,

en de trein tikkend uitblaast:
een verliefde, eenling of dwaas

wiens leven zo zwaar was
dat hij wakker schrikt

op het kerkhof
waar hij door het gangpad

een straal van licht
ziet komen

bedoeld voor hem,
en waar hij meent boeien te zien

die sleutels blijken.

Origineel:

All Good Conductors

I.

O the screech and heat and hate
we have for each day’s commute,

the long wait at the last stop
before we go screaming

underground, while the pigeons
court and shit and rut

insolently on the tracks
because this train is always late,

always aimed at only us,
who when it comes with its

blunt snout, its thousand mouths,
cram and curse and contort

into one creature, all claws and eyes,
tunneling, tunneling, tunneling

toward money.

II.

Sometimes a beauty
cools through the doors at Grand,

glides all the untouchable
angles and planes

of herself
to stand among us

like a little skyscraper,
so sheer, so spare,

gazes going all over her
in a craving wincing way

like sun on glass.

III.

There is a dreamer
all good conductors

know to look for
when the last stop is made

and the train is ticking cool,
some lover, loner, or fool

who has lived so hard
he jerks awake

in the graveyard,
where he sees

coming down the aisle
a beam of light

whose end he is,
and what he thinks are chains

becoming keys.

Zelfs bijen weten wat Nul is – Christian Wiman

Christian Wiman (1966- ) is een Amerikaanse dichter en vertaler. Hij werd geboren in Texas, is getrouwd, en werkt aan Yale University als Professor of the Practice of Religion and Literature. Hij geeft college aan Yale Divinity School en Yale Institute of Sacred Music. Hij is religieus in christelijke zin.

Wiman lijdt aan een traag voortschrijdende, ongeneeslijke ziekte. Het gedicht From one Time – elders op deze website in vertaling (Tijdsovergang) beschikbaar bevat de uitdrukking die de titel leverde van het door Willem Jan Otten vertaalde boek My Bright Abyss: Mijn heldere afgrond. De ondertitel van dat boek luidt: Meditation of a Modern BelieverOverpeinzingen van een moderne gelovige.

Stevo Akkerman schreef in het dagblad Trouw een sympathieke column (met interview-elementen) over dit boek. Willem Jan Otten schreef een verhelderend essay in Trouw.

Uit Akkermans column citeer ik de volgende passage – degene die aan het woord is, is uiteraard Wiman zelf:

“Het geloof gidst me in de richting van een leven waarin ik tekortschiet, niet in een leven waarin alles me toevalt. Ik geloof dat je jezelf geen christen moet noemen, net zomin als dichter – het is iets dat je nastreeft, niet iets dat je bent. Het kan je gegeven zijn op momenten in je leven, maar in de tussentijd ben je er geen eigenaar van. Zoals ik zeg in het boek: ik heb de pijn van het ongeloof nooit gevoeld voordat ik begon te geloven. God is vaak pijn voor me, geen balsem.”

En nog een treffend citaat uit dat stuk, dit keer over het Amerikaanse geloof in jezelf dat het christelijke geloof corrumpeert:

Het Amerikaanse succesevangelie, met God als de leverancier van voorspoed, geluk en gezondheid, noemt Wiman onzinnig. “Het idee dat God je beloont als je geloof maar groot genoeg is, is in feite kwaadaardig. Ik moet zeggen dat het me erg verwart dat mijn leven enerzijds zo naar God en het christendom toe beweegt, terwijl ik anderzijds zo vervreemd ben van de manier waarop die religie in dit land wordt vormgegeven.”

En ten slotte nog een veelzeggend citaat uit He Held Radical Light (2018):

“Poetry itself—like life, like love, like any spiritual hunger—thrives on longings that can never be fulfilled, and dies when the poet thinks they have been. And what is true for the poem is true for the poet: “No layoff from this condensery,” as Lorine Niedecker says, no respite from the calling that comes in the form of a question, no ultimate arrival at an answer that every arrangement of words is trying to be. Perhaps only bad poets become poets. The good ones, though they may wax vatic and oracular in public, and though they may even have full-fledged masterpieces behind them, know full well that they can never quite claim the name.”

Een interessante lezing (ongeveer een half uur) over het onderwerp Geloof en Literatuur vindt u hier.

Het gedicht dat ik hier vertaald heb is van betrekkelijk recente datum. Het verscheen in het januari-nummer van Poetry (The oldest monthly devoted to verse in the English-speaking world), een tijdschrift waarvan Wiman ook zelf een tijdlang redacteur is geweest.

Het is een tirade over bitterheid en vergeefsheid, doelbewust onredelijk, en daarmee zeer herkenbaar. De vorm van het gedicht is betrekkelijk vrij. Ik heb een tijdlang zitten tobben over bingo wings, pleasure tariffs, en licked Christian. Ik sta open voor serieuze kritiek, zoals altijd.

Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Zelfs bijen weten wat Nul is

Herinneringen zat, dank je, ik zit propvol. Als dit zo doorgaat
moet ik op zoek naar een geheugenvomitorium.
Hoeveel aandacht kan een mens opbrengen?
’t Schiet me nu te binnen: ooit liet ik de benzine stromen
toen mijn auto al vol was en ik zag dat die zijn geur
(en potentiële malheur) om mij heen op de grond verkwistte.
En ik kon het weer betalen; de muntsoort heette geen aandacht.
‘k Heb ook m’n portie waarheid wel gehad, nu ik erover nadenk.
‘t Is een kliederboel van binnen; ik ben net een doorweekte bijbel:
zat van halfbakken profetieën en corrupte wetten,
oude teksten vol gaten als tiener-jeans, en al die verdwenen verwekten!
Zorg maar dat je oud wordt, dan weet je niet meer wat berusting is, wat daadkracht.
Dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws? Kan je geen reet schelen.
Mijn leven. Net een bibliotheek die eindeloos lang gesloten is
een leven lang, volgens menige mopperaar
en als hij open gaat opent hij een splinternieuwe wanorde:
theologie waar poëzie hoort, psychologie die bulkt van de wiskunde.
En al die vaste bezoekers die hun rubrieken zoeken, dat ben ik,
En ik ben ook die tot ontploffing gebrachte vakgebieden.
Maar vooral ben ik dat gedrongen, gebloesde vrouwtje met haar bingo-armen
die alsmaar vierkanter wordt en steeds minder te handhaven
naarmate de ene burger na de ander iets roept als
“Wat een gesodemieter!” of “Val toch dood allemaal!”
En het stempeltje dat ze op het formulier stempelt,
dat zegt wanneer het volgende openbare mysterie er aan komt,
dat ding stempelt recht op mijn ziel.
Wat ook weer iets is waar ik klaar mee ben, trouwens,
dat hele idee van de ziel. Zelfs bijen weten wat nul is
hebben wetenschappers ontdekt – bijen kennen dus mijn ziel.
Ik ben er klaar mee, zeg ik, ik ben het zat, ik ben de Vegetelheidsagenda.
Ik ben een verschrompelde regenworm, een ottermelktand,
een habbekrats, hoofdkaas over datum, spiritueel kraakbeen.
Ik ben de Apocalyptische ijslollie. Een afgelikte Christen.

Origineel:

Even Bees Know What Zero Is

That’s enough memories, thank you, I’m stuffed.
I’ll need a memory vomitorium if this goes on.
How much attention can one man have?
Which reminds me: once I let the gas go on flowing
after my car was full and watched it spill its smell
(and potential hell) all over the ground around me.
I had to pay for that, and in currency quite other than attention.
I’ve had my fill of truth, too, come to think of it.
It’s all smeary in me, I’m like a waterlogged Bible:
enough with the aborted prophecies and garbled laws,
ancient texts holey as a teen’s jeans, begone begats!
Live long enough, and you can’t tell what’s resignation, what resolve.
That’s the bad news. The good news? You don’t give a shit.
My life. It’s like a library that closes for a long, long time
—a lifetime, some of  the disgrunts mutter—
and when it opens opens only to an improved confusion:
theology where poetry should be, psychology crammed with math.
And I’m all the regulars searching for their sections
and I’m the detonated disciplines too.
But most of all I’m the squat, smocked, bingo-winged woman
growing more granitic and less placable by the hour
as citizen after citizen blurts some version of
“What the hell!” or “I thought you’d all died!”
and the little stamp she stamps on the flyleaf
to tell you when your next generic mystery is due
that thing goes stamp right on my very soul.
Which is one more thing I’m done with, by the way,
the whole concept of soul. Even bees know what zero is,
scientists have learned, which means bees know my soul.
I’m done, I tell you, I’m due, I’m Oblivion’s datebook.
I’m a sunburned earthworm, a mongoose’s milk tooth,
a pleasure tariff, yesterday’s headcheese, spiritual gristle.
I’m the Apocalypse’s popsicle. I’m a licked Christian.

Al mijn vrienden gaan weer geloven – Christian Wiman

Christian Wiman (1966- ) is een Amerikaanse dichter en vertaler. Hij werd geboren in Texas, is getrouwd, en werkt aan Yale University als Professor of the Practice of Religion and Literature. Hij geeft college aan Yale Divinity School en Yale Institute of Sacred Music. Hij is religieus in christelijke zin.

Wiman lijdt aan een traag voortschrijdende, ongeneeslijke ziekte. Het gedicht From one Time – elders op deze website in vertaling (Tijdsovergang) beschikbaar bevat de uitdrukking die de titel leverde van het door Willem Jan Otten vertaalde boek My Bright Abyss: Mijn heldere afgrond. De ondertitel van dat boek luidt: Meditation of a Modern Believer: Overpeinzingen van een moderne gelovige.

Stevo Akkerman schreef in het dagblad Trouw een sympathieke column (met interview-elementen) over dit boek. Willem Jan Otten schreef een verhelderend essay in Trouw.

Uit Akkermans column citeer ik de volgende passage – degene die aan het woord is, is uiteraard Wiman zelf:

“Het geloof gidst me in de richting van een leven waarin ik tekortschiet, niet in een leven waarin alles me toevalt. Ik geloof dat je jezelf geen christen moet noemen, net zomin als dichter – het is iets dat je nastreeft, niet iets dat je bent. Het kan je gegeven zijn op momenten in je leven, maar in de tussentijd ben je er geen eigenaar van. Zoals ik zeg in het boek: ik heb de pijn van het ongeloof nooit gevoeld voordat ik begon te geloven. God is vaak pijn voor me, geen balsem.”

En nog een treffend citaat uit dat stuk, dit keer over het Amerikaanse geloof in jezelf dat het christelijke geloof corrumpeert:

Het Amerikaanse succesevangelie, met God als de leverancier van voorspoed, geluk en gezondheid, noemt Wiman onzinnig. “Het idee dat God je beloont als je geloof maar groot genoeg is, is in feite kwaadaardig. Ik moet zeggen dat het me erg verwart dat mijn leven enerzijds zo naar God en het christendom toe beweegt, terwijl ik anderzijds zo vervreemd ben van de manier waarop die religie in dit land wordt vormgegeven.”

En ten slotte nog een veelzeggend citaat uit He Held Radical Light (2018):

“Poetry itself—like life, like love, like any spiritual hunger—thrives on longings that can never be fulfilled, and dies when the poet thinks they have been. And what is true for the poem is true for the poet: “No layoff from this condensery,” as Lorine Niedecker says, no respite from the calling that comes in the form of a question, no ultimate arrival at an answer that every arrangement of words is trying to be. Perhaps only bad poets become poets. The good ones, though they may wax vatic and oracular in public, and though they may even have full-fledged masterpieces behind them, know full well that they can never quite claim the name.”

Een interessante lezing (ongeveer een half uur) over het onderwerp Geloof en Literatuur vindt u hier.

Het gedicht dat ik vertaald heb – All My Friends Are Finding New Beliefs – is een ironisch gedicht, wat uiteraard niet uitsluit dat het ook een diepe ernst bevat.

Het gedicht heeft een wisselende regellengte, en ook wisselende stijlregisters: lyrische zinnen worden afgewisseld met feitelijke constateringen. Een belangrijk stijlelement van dit gedicht – van veel poëzie overigens – is de opsomming. Het gedicht kent een enkel verdoezeld eindrijm en het maakt veel gebruik van alliteraties en assonanties.

De opsomming in de versregel Paleo, Keto, Zone, South Beach, Bourbon kent een lichte climax van absurditeit, en heeft betrekking op diëten. Ik heb er even over geaarzeld, maar ik heb de reeks in vertaling ongewijzigd overgenomen van het origineel. Dr. Frank, Sonja Bakker en Weight Watchers leverden geen regel op waar ik tevreden mee was. Veel van die Amerikaanse diëten kennen wij trouwens ook.

De openingszin – tevens de titel – levert het probleem op dat het zelfstandig naamwoord geloven in het Nederlands minder gebruikelijk is dan beliefs in het Engels. Het kan in het Nederlands wel – twee geloven op één kussen … – maar ik heb er toch voor gekozen om het werkwoord geloven te gebruiken.

In de slotregel komt het adjectief credible voor, wat iets als geloofwaardig betekent, met ook een verwijzing naar credo (belijdenis) erin. Ik heb het na enige aarzeling met beginselvast vertaald, omdat het ook die dubbelzinnige betekenis heeft van steil en betrouwbaar die nodig is voor het ironische effect dat die zin voor mijn gevoel heeft.

Hier draagt Wiman het gedicht zelf heel mooi voor.

Het gedicht verscheen in het tijdschrift Poetry, het nummer van januari 2020.

Geluidsopname vertaling:

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Al mijn vrienden gaan weer geloven

Al mijn vrienden gaan weer geloven.
De een wordt katholiek, de ander bekeert zich tot bomen.
Bij een zeer geletterd en tot nu toe godsdienstonverschillige jood
stampt God lekker door als een genen-generator.
Paleo, Keto, Zone, South Beach, Bourbon.
Een trainingsregime zo extreem dat ze één wordt met de machine.
Een man trouwt een twintig jaar jongere vrouw
en gebruikt bij de brunch twee keer het woord ‘groene weelde’;
iemands bikkelharde strijdlust zakt zachtjes weg
in dementie; een ander, na jaren van precieuze pasjes en doen alsof,
als een strandloper aan de oever van de zee,
besluit te sterven.
Priesterlijkheden en dierlijkheden, mistroostigs en dolgelukkigs,
hooggestemde abdicaties en groezelige tijdpasseringen,
matigheden, zatheden, bedevaarten naar het binnenste van het zijn …
Al mijn vrienden gaan weer geloven.
En ik vind het steeds, steeds lastiger het spoor te volgen
van de nieuwe goden en de nieuwe liefdes,
en de oude goden en de oude liefdes,
en de dagen hebben dolken, en de spiegels bedoelingen,
en de planeet die steeds sneller en sneller draait in al die zwartheid,
en mijn nachten, en mijn twijfels, en mijn vrienden,
mijn mooie, beginselvaste vrienden.

Origineel:

All My Friends Are Finding New Beliefs

All my friends are finding new beliefs.
This one converts to Catholicism and this one to trees.
In a highly literary and hitherto religiously-indifferent Jew
God whomps on like a genetic generator.
Paleo, Keto, Zone, South Beach, Bourbon.
Exercise regimens so extreme she merges with machine.
One man marries a woman twenty years younger
and twice in one brunch uses the word verdant;
another’s brick-fisted belligerence gentles
into dementia, and one, after a decade of finical feints and teases
like a sandpiper at the edge of the sea,
decides to die.
Priesthoods and beasthoods, sombers and glees,
high-styled renunciations and avocations of dirt,
sobrieties, satieties, pilgrimages to the very bowels of  being …
All my friends are finding new beliefs
and I am finding it harder and harder to keep track
of the new gods and the new loves,
and the old gods and the old loves,
and the days have daggers, and the mirrors motives,
and the planet’s turning faster and faster in the blackness,
and my nights, and my doubts, and my friends,
my beautiful, credible friends.

Tijdsovergang – Christian Wiman

Christian Wiman (1966- ) is een Amerikaanse dichter en vertaler. Hij werd geboren in Texas, is getrouwd, en werkt aan Yale University als Professor of the Practice of Religion and Literature. Hij geeft college aan Yale Divinity School en Yale Institute of Sacred Music. Hij is religieus in christelijke zin.

Wiman lijdt aan een traag voortschrijdende, ongeneeslijke ziekte. Het gedicht From one Time bevat de uitdrukking die de titel leverde van het door Willem Jan Otten vertaalde boek My Bright Abyss: Mijn heldere afgrond. De ondertitel van dat boek luidt: Meditation of a Modern BelieverOverpeinzingen van een moderne gelovige.

Stevo Akkerman schreef in het dagblad Trouw een sympathieke column (met interview-elementen) over dit boek. Willem Jan Otten schreef een verhelderend essay in Trouw.

Uit Akkermans column citeer ik de volgende passage – degene die aan het woord is, is uiteraard Wiman zelf:

“Het geloof gidst me in de richting van een leven waarin ik tekortschiet, niet in een leven waarin alles me toevalt. Ik geloof dat je jezelf geen christen moet noemen, net zomin als dichter – het is iets dat je nastreeft, niet iets dat je bent. Het kan je gegeven zijn op momenten in je leven, maar in de tussentijd ben je er geen eigenaar van. Zoals ik zeg in het boek: ik heb de pijn van het ongeloof nooit gevoeld voordat ik begon te geloven. God is vaak pijn voor me, geen balsem.”

En nog een treffend citaat uit dat stuk, dit keer over het Amerikaanse geloof in jezelf dat het christelijke geloof corrumpeert:

Het Amerikaanse succesevangelie, met God als de leverancier van voorspoed, geluk en gezondheid, noemt Wiman onzinnig. “Het idee dat God je beloont als je geloof maar groot genoeg is, is in feite kwaadaardig. Ik moet zeggen dat het me erg verwart dat mijn leven enerzijds zo naar God en het christendom toe beweegt, terwijl ik anderzijds zo vervreemd ben van de manier waarop die religie in dit land wordt vormgegeven.”

En ten slotte nog een veelzeggend citaat uit He Held Radical Light (2018):

“Poetry itself—like life, like love, like any spiritual hunger—thrives on longings that can never be fulfilled, and dies when the poet thinks they have been. And what is true for the poem is true for the poet: “No layoff from this condensery,” as Lorine Niedecker says, no respite from the calling that comes in the form of a question, no ultimate arrival at an answer that every arrangement of words is trying to be. Perhaps only bad poets become poets. The good ones, though they may wax vatic and oracular in public, and though they may even have full-fledged masterpieces behind them, know full well that they can never quite claim the name.”

Een interessante lezing (ongeveer een half uur) over het onderwerp Geloof en Literatuur vindt u hier.

Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Tijdsovergang

Maar de wereld is eerder toevlucht
dan zekerheid, vaker troost en schuilplaats
voor de weigerende wil, dan een scherpomlijnd,
ragfijn moment waarop Gods wezen zich brandt
in het onze. Ik zeg God en bedoel meer dan
de heldere afgrond die zich opent in dat woord.
Ik zeg wereld en bedoel minder
dan de abstracte vergetelheid der atomen,
waaruit elk werkend ding tevoorschijn komt,
waartoe elk werkend ding uiteindelijk wederkeert.
Ik weet niet hoe ik nader kan komen tot God
dan door daar te zijn waar de wereld eindigt
voor een enkel mens. Het is nog donker,
en ik luister nu al een uur
naar de ademhaling van de vrouw die ik meer liefheb
dan ik liefhebben kan. Geprezen zij de pijn
die ons deed samengloeien, het verdriet
dat haar, als God het wil, zal sparen, waaraan zij ooit weer
zal ontgroeien. En geprezen zij het licht dat nog niet
daar is, de dageraad waarin die ene vogel gelooft,
die roept, niet alsof er geen nacht is geweest,
maar alsof er nooit een nacht is geweest zonder hem.

Origineel:

From One Time

But the world is more often refuge
than evidence, comfort and covert
for the flinching will, rather than the sharp
particulate instants through which God’s being burns
into ours. I say God and mean more
than the bright abyss that opens in that word.
I say world and mean less
than the abstract oblivion of atoms
out of which every intact thing emerges,
into which every intact thing finally goes.
I do not know how to come closer to God
except by standing where a world is ending
for one man. It is still dark,
and for an hour I have listened
to the breathing of the woman I love beyond
my ability to love. Praise to the pain
scalding us toward each other, the grief
beyond which, please God, she will live
and thrive. And praise to the light that is not
yet, the dawn in which one bird believes,
crying not as if there had been no night
but as if there were no night in which it had not been.

Het wordt donker – Christian Wiman

Christian Wiman (1966 – ) is een Amerikaans dichter. Hij werd geboren in Texas. Wiman lijdt aan een betrekkelijk zeldzame vorm van beenmergkanker. Zijn boek My Bright Abyss: Meditation of a Modern Believer, is in het Nederlands vertaald door Willem Jan Otten.

Stevo Akkerman schreef in het dagblad Trouw een sympathieke column over dit boek. Willem Jan Otten schreef een verhelderend essay in Trouw.

Wiman is, anders dan sommige andere schrijvers met een christelijke overtuiging, zeker geen kwezel.

In dit gedicht wordt het invallen van de duisternis beschreven. De dichter verbindt daaraan – uiteraard – bespiegelingen.

In de eerste strofe doen schaduwen hun intrede, met een zeer fraaie herhaling van ‘house’ en ‘shape’. Dit neemt zelfs de vorm aan van rime riche (een rijmwoord dat wordt herhaald). Herhalingen zijn sowieso van bijzonder belang in dit gedicht: house/shape/things.

In de tweede strofe wordt opgeroepen wat er daadwerkelijk gebeurt als de duisternis acte de présence geeft.

De derde strofe beschrijft hoe de duisternis te werk gaat: eerst het inwendige, dan de rest.

De vierde strofe is een teken van triomf: de duisternis produceert juichende kinderen.

Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Het wordt donker

Een schaduw in de vorm van een huis
glijdt tevoorschijn uit een huis
en verliest zijn vorm op het gras.

Bomen zoeken elkaar
als de stervende wind in hun binnenste verstilt.

Het wordt eerst donker binnenin de dingen;
en ’t gaat nog door nadat de dingen zijn verdwenen.

Zorgeloos op blote voeten achterin de tuin
worden kinderen één met hun gegil.

Origineel:

Darkness Starts

A shadow in the shape of a house
slides out of a house
and loses its shape on the lawn.

Trees seek each other
as the wind within them dies.

Darkness starts inside of things
but keeps on going when the things are gone.

Barefoot careless in the farthest parts of the yard
children become their cries.