Rijmen kan niet meer
Das war einmal, maar rijmen kan niet meer;
het is passé, schlemielig en bekrompen –
harmoniums zijn immers psalmenpompen,
wie dankt er nog op vrome toon de Heer?
Vergeet ze maar, die komma’s van weleer,
die hoofdletters, die streepjes en die lompe,
pedante punten – dat geklos op klompen,
die taalterreur van juffrouw Ganzenveer.
Mijn verzen zijn van zulke zaken vrij
en adresseren zonder haperingen –
ik blijf het liefst mijzelve zeer nabij,
al laat ik and’ren gaarne hymnen zingen
of zich verliezen in een hospartij –
de kern, de grond, het wezen van de dingen!
Geluidsopname:
(Eigen werk)
Naschrift
Ik geloof in de eenheid van inhoud en vorm. Ik denk ook dat de vorm bepalend is voor de inhoud. Ik vind ten slotte dat vormloosheid een gebrek is van een vers en dat een goede vorm behulpzaam is bij de totstandkoming van een gedicht. Minachting voor de vorm diskwalificeert het vers. Maar er zijn vele vormen, en ze kunnen – mits goed gebruikt – allemaal prachtig zijn.
Net als in de beeldende kunst heeft het loslaten van stringente vormeisen in de dichtkunst een onmiskenbare vernieuwing, en tevens een weldadige bevrijding uit verstarring gebracht. Maar het heeft soms ook wel een betreurenswaardige aantrekkingskracht uitgeoefend op halftalenten. Maar feit blijft dat zowel vrije als gebonden verzen prachtig kunnen zijn.
Veel mensen die niet zo van gedichten houden, vinden soms – daar heb ik me al vaak over verbaasd – dat gedichten moeten rijmen. “De psalmen rijmen ook niet”, zeg ik dan, of ik citeer die beroemde monoloog uit The Tempest, die me altijd de tranen naar de ogen jaagt:

Pingback: Waarom gedichten? | The Hidden Law