Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het hier vertaalde gedicht beschrijft een kloof. De kloof tussen enerzijds de mensen wier predikant hij was, of althans de mensen tussen wie hij leefde, en anderzijds de dichter die hij ook was.
De dames keuren hem nauwelijks een blik waardig, druk als ze zijn met de dingen die het leven onvermijdelijk met zich meebrengt: er leuk uitzien, de kinderen, en de omgang met de niet altijd even trouwe echtgenoten.
Wat Thomas als dichter en predikant te vertellen heeft resoneert niet, of nauwelijks, of maar zo heel af en toe.
Ik heb de titel ‘Blondes’ met ‘Kille dames’ vertaalt om het verband tussen ‘blonde’ en ‘bland’, ‘kil’ en ‘koel’ te behouden. De haarkleur vind ik hier niet van doorslaggevend belang. Mocht ik me daarin vergist hebben, dan houd ik me aanbevolen voor uw gemotiveerde kritiek.
(Bij nader inzien vind ik ‘kille dames’ te onbewimpeld. Bovendien verdwijnt met die ‘kille dames’ de verrassing van het gedicht. Ik heb de titel daarom toch gewijzigd in ‘Blondines’.)
Het gedicht werd gepubliceerd in de bundel Pietà (1966)
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Blondines
Ze liepen langs met koele blik. Het is hun eenvoud waar ik Naar verlang: schoonheid, meegevoel, geen probleem Dat niet met een kus of een lach kan worden Weggepoetst. Ik zie ze afstanden Afleggen met de accuratesse van een Autobus, draden die patronen vormen Die ze niet kennen. Duizend gordijnen Worden opengeschoven ter verwelkoming Van een echtgenoot die hun trouw met koelheid beantwoordde, die hen kinderen schonk Om mee te spelen, gerinkel van kleingeld Voor hun noden. De met tranen behangen boom Van een dichter schiet geen wortel in hun hart.
Origineel:
Blondes
They pass me with bland looks. It is the simplicity of their lives I ache for: prettiness and a soft heart, no problems Not to be brought to life size By a kiss or a smile. I see them walking Up long streets with the accuracy of shuttles At work, threads crossed to make a pattern Unknown to them. A thousand curtains Are parted to welcome home The husbands to have overdrawn On their blank trust, giving them children To play with, a jingle of small change For their pangs. The tear-laden tree Of a poet strikes no roots in their hearts.
R.S. Thomas – The Ogre of Wales. Fotograaf: Howard Barlow
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het door mij vertaalde gedicht is een illustratie van bovenstaand citaat: het beschrijft het belang van ontvankelijkheid, van echt kijken – en het benoemt wat het onmogelijk maakt om tot die weelde door te dringen: wie zich met anderen verdringt, ontneemt zichzelf de mogelijkheid tot zien. Het is bijna onmogelijk om te zien als je geen afzondering kent.
De uitdrukking ‘de weinigen die zijn uitverkoren’ is ontleend aan een gelijkenis van Jezus: “Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren” (Mattheüs 22:14).
Het gedicht werd gepubliceerd in de bundel Not That He Brought Flowers (1968).
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Het kleine raampje
In Wales kun je juwelen Vinden, maar alleen met het Oog. Een heuvel baadt plotseling In licht. Een weide zindert Van kleur, en dooft vervolgens Weer uit; op één dag kun je De breedte van het spectrum Gadeslaan, en rijk worden
Met kijken. Maar pas op; Deze weelde is voor de weinigen Die zijn uitverkoren. Zij die zich verdringen Voor een klein raampje, maken het vuil Met hun adem, al is het uitzicht Nog zo subliem en onuitputtelijk.
Origineel:
The Small Window
In Wales there are jewels To gather, but with the eyes Only. A hill lights up Suddenly. A field trembles With colour and goes out In its turn; in one day You can witness the extent Of the spectrum and grow rich
With looking. Have a care; This wealth is for the few And chosen. Those who crowd A small window dirty it With their breathing, though sublime And inexhaustible the view.
R.S. Thomas, uitkijkend op de Welshe kust, met uitzicht op de Ierse zee
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het door mij vertaalde gedicht behandelt een thema dat vaker bij R.S. Thomas voorkomt: de tijd verstrijkt, en je beseft opeens hoe belangrijk de vrouw met wie je getrouwd bent voor je was, en je beseft tegelijkertijd hoe slecht je haar eigenlijk hebt gekend. Haar schoonheid was evident, voor jouzelf en anderen, maar wat er in haar leefde is je toch ook vaak ontgaan.
Ik vermoed dat er ook enig schuldgevoel meespeelt bij de dichter. Het applaus komt wel heel laat. En het lijkt alsof hij haar wil bezweren af te zien van het naderende einde, met een klein beetje acceptatie: nog één keer.
Het is een ontroerend gedicht.
Het gedicht Acting is opgenomen in de bundel H’m (1972).
Geluidsopname:
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Toneel
Sinds ik haar in mijn onbezonnenheid trouwde, wist ik nooit of ze geen toneel speelde. ‘Ik hou van je’ kon ze zeggen; ik hoorde het zuchten van de toeschouwers. ‘Ik haat je’; nooit was ik zeker of ze er nog waren. Ze was bekoorlijk. Ik was maar de toiletspiegel waarin ze zich opmaakte. Ik beheerde als echtgenoot de golvende weide van haar lichaam. Waarop hun ogen graasden in de nacht.
Nu is ze alleen op het broze podium van zichzelf waarop ze haar laatste rol speelt. Het is volmaakt. Nooit in haar hele carrière was ze zo goed. En toch is het doek reeds gevallen. Mijn lieve charmeur, kom tevoorschijn om het applaus te ontvangen. Kijk, ook ik klap mee.
Origineel:
Acting
Being unwise enough to have married her I never knew when she was not acting. ‘I love you’ she would say; I heard the audiences Sigh. ‘I hate you’; I could never be sure They were still there. She was lovely. I Was only the looking-glass she made up in. I husbanded the rippling meadow Of her body. Their eyes grazed nightly upon it.
Alone now on the brittle platform Of herself she is playing her last rôle. It is perfect. Never in all her career Was she so good. And yet the curtain Has fallen. My charmer, come out from behind It to take the applause. Look, I am clapping too.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het door mij vertaalde gedicht behandelt een thema dat veel optreedt bij Thomas. In navolging van Paul Tillich verschoof bij hem in de loop van zijn leven het accent van een God ‘up there‘ naar een God ‘out there‘, een God daarbuiten, een God om ons heen, een God die optreedt in de nog onbedorven plaatsen van de natuur, een God die op bijzondere momenten soms kon samenvallen met een God ‘in here‘. Deze noties kun je misschien romantisch noemen.
In dit gedicht wordt het ‘out there‘ als afstand beschreven, een voorstelling die vaak sterk op de voorgrond treedt: het wezenlijke is ons bijna geheel vreemd geworden.
Het gedicht Out There verscheen in de bundel Laboratories of the Spirit (1975).
Geluidsopname:
Geluidsopname van de vertaling
Vertaling:
Daarbuiten
Het is een heel ander land. Er is daar geen taal zoals wij die kennen: zelfs de kleuren zijn anders. Als de inwoners hun ogen gebruiken zien ze geen vormen, maar de afstand ertussen. Als ze op pad gaan, kiezen ze geen gewone koers, zoals reizigers doen, maar gaan ze opzij en naar buiten door een spiegel die de tijdschaal breekt. Als je ze in de vroegte tegenkomt, herken je ze aan het ontbreken van schaduw. Jouw problemen zijn in hun verleden; wat ze al bijna opgelost hebben zijn net de dingen die jij niet kunt bedenken. Tijdens kruisingsexperimenten isoleren ze, onder het microscopische vergrootglas van de geest, het menselijk virus dat ze opstoken in de gloed van hun afstandelijkheid.
Afbeelding met de juiste opmaak (de indent-mogelijkheden – als ze al bestaan – van WordPress zijn te moeilijk voor mij):
Origineel:
Out There
It is another country. There is no speech there such as we know: even the colours are different. When the residents use their eyes, it is not shapes they see but the distance between them. If they go, It is not in a traveller’s Usual direction, but sideways and out through the mirror of a refracted timescale. If you meet them early, you would recognise them by an absence of shadow. Your problems are in their past; those that they are about to solve are what you are incapable of conceiving. In experiments in outbreeding, under the growing microscope of the mind, they are isolating the human virus and burning it up in the fierceness of their detachment.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het door mij vertaalde gedicht is een christelijk gedicht. Het beschrijft drie mensentypen: de rationalist die God meent te kunnen benaderen in de volmaaktheid van Zijn schepping, de vurige gevoelsmens die probeert zich voor Gods aangezicht leeg te maken, en geheel naakt voor hem te verschijnen, en ten slotte de moderne mens die alles beter weet, God niet nodig meent te hebben, en die daarom het lot treft Hem niet te kunnen kennen, omdat hij in het Kruis slechts timmerhout kan ontwaren.
… en in poëzie slechts wartaal, zou je daaraan toe kunnen voegen. Niet voor niets heeft de militante atheïst Rudy Kousbroek een essay op zijn naam staan waarin hij de vloer aanveegt met de dichtkunst.
Ik heb de titel vertaald met ‘Middelaren’. Christus is middelaar tussen God en mensen. ‘Bemiddelingen’ vind ik niet mooi – het doet me denken aan slecht vertaalde filosofische verhandelingen uit het Duits. ‘Intermediairen’ klinkt me weer net wat te hip in de oren.
De brandende struik is een verwijzing naar het brandend braambos. De hoge boom is het kruis op Golgotha.
Mediations werd gepubliceerd in de bundel Laboratories of the Spirit (1975).
Geluidsopname:
Geluidsopname van de vertaling
Vertaling:
Middelaren
En tot de een sprak God: kom tot mij in cijfers en grafieken; zie mijn schoonheid in de hoeken tussen de sterren, in de formules van mijn koninkrijk. Gebruik je lenzen voor de dienst van mijn dimensies: je vindt in de ruimte of de diepte, in verhouding altijd meer van mij. En tot een ander: ik ben de brandende struik in het centrum van je bestaan; je moet je kennis afwerpen en tot mij komen met een ontblote geest. En tot de volgende sprak hij: vanwege jouw hooghartigheid, de fletsheid van je gevoel, zal ik tot je komen in de dingen van opperste eenvoud, in het lichaam van een man, gehangen aan een hoge boom die jij hebt omgevormd tot timmerhout, en je zult mij niet kennen.
Origineel:
Mediations
And to one God says: Come to me by numbers and figures; see my beauty in the angles between stars, in the equations of my kingdom. Bring your lenses o the worship of my dimensions: far out and far in, there is always more of me in proportion. And to another: I am the bush burning at the centre of your existence; you must put your knowledge off and come to me with your mind bare. And to this one he says: Because of your high stomach, the bleakness of your emotions, I will come to you in the simplest things, in the body of a man hung on a tall tree you have converted to timber and you shall not know me.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het door mij vertaalde gedicht behandelt de Werdegang van een theologische vraag: was Jezus een gewoon mens of was hij de Zoon van God. Het traditioneel-christelijke antwoord op die vraag is dat Jezus allebei was, en allebei tegelijkertijd: God incarneerde in Jezus, God werd mens. En het goddelijke kind werd niet verwekt door de mens Jozef, maar door de Heilige Geest. Het is natuurlijk hoogst raadselachtig hoe dat kan, en daarom spreken we in dit verband van een geloofsmysterie.
Mysteriën hebben iets onbevredigends voor het intellect, reden waarom de geest vaak rusteloos blijft zoeken naar een oplossing die de tegenstellingen wegneemt. Dit is het uitgangspunt van dit gedicht.
Athene belichaamt de oorsprong van onze intellectuele beschaving, onze filosofische traditie. De beeldhouwwerken van de klassieke oudheid zijn blind (ze zijn het soms in esthetische zin ook letterlijk, alsof er schellen voor hun ogen zitten), en de blindheid van het onbezielde materiaal waaruit het beeld is opgetrokken, is ook het joods-christelijke argument om geen beelden te aanbidden: die beelden leven niet, en ze zijn tot niets in staat.
Jeruzalem belichaamt de religieuze traditie. Het was de zetel van de joodse godsdienst, en de Olijfberg lag net ten oosten van Jeruzalem – het christelijke Kruis stond aan de voet van die berg.
De alchemisten probeerden het onmogelijke: ze wilden goud maken uit andere elementen. De grote vraag die het onderwerp vormt van dit gedicht is peinzend boven hun streven blijven hangen. Je mag aannemen – en dat is R.S. Thomas in optima forma – als een kwalijke damp.
Thomas slaagt er in om dit gedicht te laten zingen, ondanks het weerbarstige, voor moderne geesten onaanvaardbare onderwerp.
De vorm is betrekkelijk vrij. De regels gaan door middel van enjambementen in elkaar over. Er is een sterk ritme, er zijn fraaie beelden, maar er is niet veel rijm.
Het gedicht werd gepubliceerd in de bundel Laboratories of the Spirit (1975).
Geluidsopname:
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Het vraagstuk
Er bestond een vraagstuk. De geest overwoog het; het lichaam vermaakte zich in de zon. Berg het weg, berg het weg fluisterde de wind. De geest dommelde. Zeven rijken verdwenen onder opgewaaid zand. Een volk verhief zich in Athene; het vraagstuk was hen erkentelijk, maar hun blinde beelden konden het niet wegkijken. Zoon van God of Zoon des Mensen? Te Jeruzalem kreeg het vraagstuk een nieuwe vorm. Het Kruis gaf z’n uitgemergelde antwoord aan de Heidenen. In zijn schaduw verbleekten hun beenderen. De filosofen kerstenden hun uitgangspunt. Het vraagstuk hing rustig boven de kelders van de alchemisten.
Origineel:
The Problem
There was this problem. The mind contemplated it; the body amused itself in the sun. Put it by, put it by, the wind whispered. The mind dozed. Seven empires went under the blown sand. A people stood up in Athens; the problem recognized them, but was not to be outstared by their blind sculpture. Son of God or Son of Man? At Jerusalem the problem was given a new shape. The Cross offered its gaunt solution to the Gentiles. Under its shadow their bones whitened. The philosophers christened their premise. The problem reposed over the cellars of the alchemists.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
[Deze intro kunt u verder overslaan, als u al eerder mijn vertalingen van R.S. Thomas onder ogen hebt gehad. Het nieuwe deel begint met de woorden: Het door mij vertaalde gedicht …]
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het door mij vertaalde gedicht is niet moeilijk te begrijpen. Het beschrijft hoe moeilijk het is om onze eenzaamheid onder ogen te zien. De beeldspraak van de vermiste reiziger maakt het extra navrant.
De vorm is betrekkelijk vrij, al is het ritme dwingend, en is het aantal lettergrepen per regel vrij klein.
Je kunt je afvragen wie dat zijn, ‘all those waiting at life’s window’. Ik denk dat het een formulering is die alle mensen insluit die op een of andere manier leven in het besef dat ze eerder toeschouwer zijn dan deelnemer, het besef dat ze nooit zullen behoren tot de kring van vrolijke, goedgemutste, elkaar omhelzende winnaars van een televisie-quiz.
Maar ik geef mijn mening voor een betere.
Het gedicht is gepubliceerd in de bundel Laboratories of the Spirit (1975).
Geluidsopname:
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Het woord
Daar kwam een pen, en de godheid sprak: ‘Schrijf op wat het betekent mens te zijn.’ En mijn hand zweefde lang boven de lege bladzij,
totdat er zich, als voetafdrukken van de vermiste reiziger, letters vormden op het nog onbeschreven blad, en wat ik uitschreef was het woord ‘eenzaam’.
En mijn hand bewoog om het te wissen; maar de stemmen van de tallozen die wachten bij het raam des levens riepen luide: ‘Het is waar.’
Origineel:
The Word
A pen appeared, and the god said: ‘Write what it is to be man.’ And my hand hovered long over the bare page,
until there, like footprints of the lost traveller, letters took shape on the page’s blankness, and I spelled out the word ‘lonely’.
And my hand moved to erase it; but the voices of all those waiting at life’s window cried out loud: ‘It is true.’
R.S. Thomas in Eglwys Fach. Fotograaf: John Hedgecoe
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het onderhavige gedicht werkt op verschillende manieren de beeldspraak uit van de schijngestalten van de maan. Lleyn is een schiereiland in Wales (Llŷn Peninsula). R.S. Thomas was een tijdlang predikant in Aberdaron, een plaatsje dat op de punt van dat schiereiland ligt. Het is aannemelijk dat de stenen kerk waarvan in het gedicht sprake is, de kerk in Aberdaron is, te meer omdat die kerk op steenworp afstand van de zee was gelegen en je de geluiden van de zee er goed kon horen.
De ‘maan van Jezus’ is een bijzondere uitdrukking: de metafoor geeft tegelijkertijd aan dat Jezus afschijn van God is, maar ook dat diens verschijning wisselt, wat zelfs betekent dat die verschijning soms een tijdlang onzichtbaar is. En de slang – symbool van de Satan – vergenoegt zich erin dat hij eraan kan meewerken om het ei (ook een vervormde gestalte van de maan) – d.w.z. de godheid die in Jezus mens werd – te laten verdwijnen.
De verwijzing naar William Butler Yeats betreft diens nogal apocalyptische visioen zoals opgetekend in The Second Coming (via de link op deze website in vertaling beschikbaar).
In dit gedicht dat over bidden gaat, geeft Thomas de oneigentijdse positie die hij innam m.b.t. God, kerk en geloof het meest pregnant en het meest eenvoudig weer.
Hier kunt u R.S. Thomas’ stem horen terwijl het zijn gedicht voordraagt.
Het gedicht is opgenomen in de bundel Not That He Brought Flowers (1968).
NB1 Omdat ik er maar niet in slaag om regels te laten inspringen in WordPress, ondanks mijn eindeloze getob, wijs ik erop dat de regels: “Dan klinkt een stem” en “But a voice sounds” een flink stuk moeten inspringen, zodat je ziet dat het gedicht doorloopt, maar er een duidelijke cesuur optreedt.
NB2 Ik heb een poos nagedacht over het voorzetsel in de titel. Is het ‘in’ of ‘op’ of ‘boven’ Lleyn? Het is de maan op ’t Hogeland en op Walcheren, maar het is niet de maan op Flevoland of op West-Friesland. ‘Boven’ kan wel, maar je kunt in het Engels dan ook ‘over’ gebruiken. Enfin, uiteindelijk heb ik toch maar voor ‘in Lleyn’ gekozen. Ik houd me aanbevolen voor gemotiveerde verbetersuggesties.
Byron Rogers, The Man Who Went into the West. The Life of R.S. Thomas, Londen: Aurum Press 2006
Geluidsopname
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
De maan in Lleyn
Het laatste kwartier van de maan van Jezus, maakt plaats voor het donker; de slang verteert het ei. Hier, op mijn knieën in deze stenen kerk die alleen nog gevuld wordt met de zwijgende gemeenschap van schaduwen en het geluid van de zee, geloof je grif dat Yeats gelijk had. Alsof ze nooit hadden gezongen, slokten kalkschalen zangkoren op; het tij omspoelt de bijbel; de kerkklok trekt geen mens meer naar het broze wonder van het brood. Het zand wacht tot de korrels in de muur terugvloeien in zijn blonde tijdglas. Religie is passé, en wat ontstaan zal uit de vorm van de nieuwe maan – geen mens die het weet. Dan klinkt een stem in mijn oor: waarom zo gehaast sterveling? Zelfs deze zeeën zijn gedoopt. De parochie draagt de naam van een heilige waaraan de tijd het habijt niet kan ontnemen. In steden die hun belofte zijn ontgroeid, keren de mensen als pelgrims terug, zij het niet steeds daarheen, maar vaak naar de herschepping ervan in hun eigen geest. Jij moet blijven knielen. En zoals deze maan zijn weg kiest door de loodzware aardschaduw, kent ook het gebed wisselende gestalten.
Origineel:
The Moon in Lleyn
The last quarter of the moon of Jesus gives way to the dark; the serpent digests the egg. Here on my knees in this stone church, that is full only of the silent congregation of shadows and the sea’s sound, it is easy to believe Yeats was right. Just as though choirs had not sung, shells have swallowed them; the tide laps at the Bible; the bell fetches no people to the brittle miracle of the bread. The sand is waiting for the running back of the grains in the wall into its blond glass. Religion is over, and what will emerge from the body of the new moon, no one can say. But a voice sounds in my ear: Why so fast, mortal? These very seas are baptized. The parish has a saint’s name time cannot unfrock. In cities that have outgrown their promise people are becoming pilgrims again, if not to this place, then to the recreation of it in their own spirits. You must remain kneeling. Even as this moon making its way through the earth’s cumbersome shadow, prayer, too, has its phases.
R.S. Thomas in Eglwys Fach. Fotograaf: John Hedgecoe
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het onderhavige gedicht is een monoloog waarin een voor R.S. Thomas karakteristieke, bittere fantasie wordt uitgewerkt: er wordt een God opgevoerd die het helemaal gehad heeft met de mensheid, en er een eind aan gaat maken.
Het gedicht heeft zelfs een actuele kant: er worden virussen opgevoerd als de dienstwillige, duistere medewerkers van deze bittere God.
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Alleenspraak
En God dacht: bid maar een eind weg, schepsels; ik ga er zodadelijk een eind aan maken; het is, als je wilt, m’n eigen fout. ‘t Was niet mijn eerste blunder; mijn misstap werd gewist door een gletsjer. Ik zag ze gaan, buiten jullie blik – paleizen, raketten. Mijn privéwereld werd gekraakt; dan openden zich de scheuren; een verbond met de aarde ontstond. Winden bliezen de vlakten leeg. Vanuit de woestijnen seinden de geraamten naar me, tevergeefs. En na de aarde, het vuur; de wereld brandde. Ik weet niet meer hoe lang, want het felle schrijven heeft me versuft. Ik blies mijn koude adem uit; de damp condenseerde in de holten. De zon werd losgerukt uit mijn zijde. Je verscheen uit de wateren, verfijnd als water, met je minerale gedichten en beloften van gehoorzaamheid. Ik heb te lang naar je geluisterd. In de kerken die je voor me bouwde, knielde je neer voor de Machine. Waar kun je schuilen voor de onzichtbare virussen, mijn dienstwillige personeel van de duisternis?
Origineel:
Soliloquy
And God thought: Pray away, Creatures; I’m going to destroy It. The mistake’s mine, If you like. I have blundered Before; the glaciers erased My error. I saw them go Further than you – palaces, Missiles. My privacy Was invaded; then the flaw Took over; they allied themselves With the dust. Winds blew away Their pasture. Their bones signalled From the desert to me In vain. After the dust, fire; The earth burned. I have forgotten How long, but the fierce writing Seduced me. I blew with my cool Breath; the vapour condensed In the hollows. The sun was torn From my side. Out of the waters You came, as subtle As water, with your mineral Poetry and promises Of obedience. I listened to you Too long. Within the churches You built me you genuflected To the machine. Where will it Take you from the invisible Viruses, the personnel Of the darkness that do my will?
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
Het vertaalde gedicht is karakteristiek voor Thomas: hij zoekt naar zin en betekenis, naar diepte, naar religieuze openbaring, en eigenlijk vindt hij die ook, maar het is alleen niet in de vorm van een stem die weerklinkt uit den hoge, of een teken dat uit de hemel nederdaalt.
Correspondence heeft in het Engels dezelfde dubbele betekenis als in het Nederlands: schriftelijke gedachtewisseling en overeenkomst(igheid).
De zin ‘Younger I deemed truth / was to come at beyond the horizon‘ bevat een verwijzing naar een ander gedicht van R.S. Thomas, namelijk A life / Een leven (elders op deze website in vertaling beschikbaar).
Het gedicht is opgenomen in de bundel Between Here and Now uit 1981.
Geluidsopname
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
Correspondentie
Je vraagt waarom ik niet schrijf. Maar wat kun je zeggen? Het zoute zeewater deint de baai in en uit, zoals het gedaan heeft sinds onheuglijke tijden. Wat heb je daaraan? Het laat slecht leesbaar schrift achter op de kust. Als je hier zou zijn, hadden we er vast over getwist. Mensen drommen net zo onwetend langs dit zeetableau als door een galerij met hoge kunst. Steeds zoek ik naar betekenis. De golven zijn een roltrap die je op kunt, maar slechts in gedachten. Naar beneden storten blijft een steile zaak. Als jongeman dacht ik dat je waarheid zou aantreffen achter de horizon. Nu ik ouder ben zwijg ik, en ben ik nog even ver als toen. Zulke haarkloverijen vind je saai? Het verklaart mijn zwijgen. Ik wou dat er net zo’n simpele verklaring was voor het zwijgen van God.
Origineel:
Correspondence
You ask why I don’t write. But what is there to say? The salt current swings in and out of the bay, as it has done time out of mind. How does that help? It leaves illegible writing on the shore. If you were here, we would quarrel about it. People file past this seascape as ignorantly as through a gallery of great art. I keep searching for meaning. The waves are a moving staircase to climb, but in thought only. The fall from the top is as sheer as ever. Younger I deemed truth was to come at beyond the horizon. Older I stay still and am as far off as before. These nail-parings bore you? They explain my silence. I wish there were as simple An explanation for the silence of God.
R.S. Thomas op een kerkhof in Eglwys Fach. Foto: John Hedgecoe.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In genoemd boek gaat de schrijver ook in op het onderhavige gedicht, en wel op de pagina’s 40-41.
In het gedicht But the silence in the mind stelt Thomas stil-zijn – echt stil zijn, ook je gedachten stil zetten – gelijk aan het luisteren naar God. Als ervaring wordt dit idee beschreven in een ander gedicht van Thomas, namelijk De gloeiende akker – hierin wordt de tijd getranscendeerd, en is de spreker aanwezig in een moment die de eeuwigheid in zich draagt.
Er zijn drie leidende gedachten: 1. de stilte, een stilte die een gehoorsafstand kent, een stilte ook die in staat is jou iets toe te roepen over je eigen diepten heen, 2. de ‘aanwezigheid’ van iets wat strikt genomen afwezig is, en 3. de bodemloosheid, de afgrond, de diepte.
De metafoor van de afgrond wordt ontleend aan psalm 42 waarin vers 8 in de Statenvertaling als volgt klinkt:
“De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.“
De armada van onze gedachten komt – eenmaal te water gelaten op het oppervlak van de bodemloze oceaan – nooit op zijn bestemming aan. De afgrond blijkt te roepen tot de afgrond, en de stem van de alomtegenwoordige stilte – die strikt genomen afwezigheid is van geluid – klinkt over onze eigen afgrond heen.
Het idee van de afgrond in onszelf ontleende Thomas aan Søren Kierkegaard die het bestaan beschreef als eng en subliem, als het oversteken van een afgrond die thousands of fathoms diep is.
Temidden van al deze paradoxen, blijkt het luisteren naar de alomtegenwoordige stilte toch het allerhoogste wat we bereiken kunnen binnen de omtrek van onszelf die gelijk is aan de omtrek van God, tot wie we via de stilte toegang hebben.
Het gedicht lijkt pardoes te beginnen, alsof Thomas met het gedicht een tegenwerping maakt tegen iets wat hij zojuist heeft gehoord.
Enfin, genoeg diepzinnig gepraat.
Dit gedicht is gepubliceerd in de bundel Counterpoint (1990).
Vertaling:
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
——————————————————————————————————————————-
Maar als het stil is in de geest
Maar als het stil is in de geest zijn we op ons best, binnen gehoorsafstand van de stilte die we God noemen. Dit is de afgrond van de psalmist die roept tot de afgrond, de peilloze oceaan waarop we de armada van onze gedachten loslaten – die nooit aankomt.
Zo is het een aanwezigheid waarvan de omtrek onze omtrek is; die roept ons toe over onze eigen diepten heen. Wat kun je anders doen om nader te komen tot zo’n alom– tegenwoordigheid dan stil te blijven?
Origineel:
But the silence in the mind
But the silence in the mind is when we live best, within listening distance of the silence we call God. This is the deep calling to deep of the psalm- writer, the bottomless ocean we launch the armada of our thoughts on, never arriving.
It is a presence, then, whose margins are our margins; that calls us out over our own fathoms. What to do but draw a little nearer to such ubiquity by remaining still?
R.S. Thomas in Eglwys Fach. Fotograaf: John Hedgecoe
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het gedicht A Life is een zelfportret. Dat geldt natuurlijk wel voor meer gedichten, maar in dit geval is dat heel letterlijk zo. Het is een ernstig gedicht, maar ook in zekere zin een onbekommerd gedicht, niet zonder zelfspot.
De grappig-bittere zin: “Waar twee / bijeen zijn, was hij de ongewenste / derde” is een toespeling op het bijbelwoord: “Waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden” (Mattheüs 18:20).
Dit gedicht wordt treffend besproken in de openingsalinea van de R.S. Thomas-herdenkingsrede die Seamus Heaney heeft gehouden in Westminster Abbey op 28 maart 2001. Deze rede is in vertaling beschikbaar op deze website.
Dat Thomas zijn gezicht redde met gedichten ten overstaan van de krenkingen die het proza voor hem in petto had, betekent dat hij kletspraat en cynische rechttoe-rechtaan-praatjes zonder diepzinnigheid en zonder het besef dat er ook nog zoiets als een ‘hoger honing’ kon worden verzameld, enigszins op afstand wist te houden door zijn dichterschap, en misschien ook door de pastorale kant van zijn predikantschap.
Zijn religieuze inslag wordt uitgedrukt met de zin: “Slechts visionair / in het besef van een horizon / achter de horizon.”
De ‘gewetensbezwaarde’, de ‘doodspropaganda’ en de ‘dwangmatige vrijwilliger’ zijn verwijzingen naar Thomas’ pacifistische inslag en de oorlogsretoriek die hij om zich heen hoorde – maar ze moeten hier dichterlijk worden opgevat: hij volgde zijn eigen spoor, bleef zijn dichterlijke en geestelijke roeping trouw, en gaf niet toe aan druk van buitenaf. Maar het vrijwilligerschap is wel dwangmatig – hier stond hij, en hij kon niet anders.
Het gedicht is opgenomen in de bundel Experimenting with an Amen (1986).
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
——————————————————————————————————————————-
Vertaling:
Een leven
Lang geleefd; veel angst, minder moed. In de school der liefde slechtste van de klas; wat de Tijd vroeg is te ver heen om te achterhalen. Goed in knielen; geeft toe, verticaal, aan kleine verleidingen. Een mond waaraan halfbakken ideeën ontsnapten. Waar twee bijeen zijn, was hij de ongewenste derde. Een Narcissus, gekweld door de fluisterstemmen achter de spiegel. Slechts visionair in het besef van een horizon achter de horizon. Twijfelend aan God, te lafhartig om hem te verwerpen. Met verzen z’n gezicht reddend voor de krenking van proza. Een van ‘s levens gewetensbezwaarden, nooit zwichtend voor de doodspropaganda, maar een dwangmatige vrijwilliger.
Origineel:
A Life
Lived long; much fear, less courage. Bottom in love’s school of his class; time’s reasons too far back to be known. Good on his knees, yielding, vertical, to petty temptations. A mouth thoughts escaped from unfledged. Where two were company, he the unwanted third. A Narcissus tortured by the whisperers behind the mirror. Visionary only in his perception of an horizon beyond the horizon. Doubtful of God, too pusillanimous to deny him. Saving his face in verse from the humiliations prose inflicted on him. One of life’s conscientious objectors, conceding nothing to the propaganda of death but a compulsion to volunteer.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
Het gedicht Evans is een van Thomas’ bekendste ‘pastorale’ gedichten, in de zin dat het ontleend is aan zijn herderlijke werk als predikant – van een bucolische sfeer is verder in het geheel geen sprake. Het gedicht is afgedrukt bij het Engelse Wikipedia-artikel over R.S. Thomas, en het werd ook voorgedragen door Seamus Heaney toen hij zijn aan Thomas gewijde herdenkingsrede uitsprak in Westminster Abbey op 28 maart 2001.
Deze rede heb ik vertaald. Elders op deze website kunt u de vertaling raadplegen. In deze rede vergelijkt Heaney een gedicht van de dichter-priester Gerard Manley Hopkins – ook een gedicht over het sterven van een parochiaan: Felix Randal – met het onderhavige gedicht van de dichter-dominee R.S. Thomas.
In een ontroerend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt op Youtube waaraan ook beide afbeeldingen zijn ontleend – hier raadpleegbaar (vanaf 4’18”) – zegt Thomas:
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar – los van de gedichten – als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die hield van buiten-zijn, die hield van de aardse dingen, en die de gave bezat om die dingen niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Evans was een van Thomas’ parochianen. Het betrof een 49-jarige man – William Evans – die een ongeluk had gehad. Hij werd begraven in de eerste maanden van 1946.
Het gedicht lijkt pardoes te beginnen, alsof er antwoord wordt gegeven op een vraag.
Veel toelichting heeft het gedicht verder niet nodig. De woorden die ter karakterisering voor trap, keuken, keteltje, druppend water en boom worden gebruikt, roepen al een besef van menselijk einde op. Een prominente rol spelen hier schemering en duisternis. De verlaten-kustmetafoor in de slotregels wordt voorafgegaan door het opkomend tij van de nacht.
Het gedicht is opgenomen in de bundel Poetry for Supper (1958)
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
——————————————————————————————————————————-
Vertaling:
Evans
Evans? Ja, heel wat keren daalde ik af langs de kale trap naar de knokige keuken met het houtvuur, met krekelgezang ter begeleiding van het huilende zwarte keteltje, zo het koude donker in om te smoren in het wassend tij van de nacht, vloeiend langs de muren van z’n schrale hoeve op de kam.
’t Was niet het donker dat me tegenstond, al vulde het oog en mond; zelfs niet de regen die als bloed drupte van die ene door het weer geteisterde boom. Het was het donker dat de aderen dichtslibde van deze zieke man die ik liet stranden op de uitgestrekte en eenzame kust van zijn verlaten bed.
Origineel:
Evans
Evans? Yes, many a time I came down his bare flight Of stairs into the gaunt kitchen With its wood fire, where crickets sang Accompaniment to the black kettle’s Whine, and so into the cold Dark to smother in the thick tide Of night that drifted about the walls Of his stark farm on the hill ridge.
It was not the dark filling my eyes And mouth appalled me; not even the drip Of rain like blood from the one tree Weather-tortured. It was the dark Silting the veins of that sick man I left stranded upon the vast And lonely shore of his bleak bed.
Titel: R.S. Thomas Memorial. Delivered at Westminster Abbey, March 28th, 2001 Bron: The Ireland Poetry Review, nr. 69, zomer 2001, p.11-14 Stabiele URL: https://www.jstor.org/stable/25579620
In een van zijn latere gedichten, getiteld A life, dat duidelijk bedoeld is als zelfportret, bestempelt R.S. Thomas zichzelf als “een van ‘s levens / gewetensbezwaarden”. De levensschets getuigt van een typerende eerlijkheid en een typerende strengheid, maar wat me er het meest aan bevalt is de enigszins atypische onbekommerdheid die eruit spreekt. Voor even is degene die ons uit dit portret aanstaart bereid om zichzelf van opzij te bekijken om te zien wat andere mensen wel eens zouden kunnen zien. Thomas wist heel goed dat hij in veler ogen een grimmige figuur was, en elders in het gedicht bekende hij, met opnieuw vermakelijk-ongemakkelijke gestrengheid, “waar twee / bijeen zijn, was hij de ongewenste / derde.” Maar Thomas wist ook, net als wij, dat hij niet samenviel met deze karikatuur: hij was weliswaar soms iemand die anderen bekritiseerde en kastijdde, hij was ook een zielzorger, iemand die op zijn knieën ging, iemand die bij voortduring klopte op de deur van de waarheid, en die geen toegang kreeg. Een visionair, maar, zoals het gedicht ook zegt, “slechts visionair / in het besef van een horizon / voorbij de horizon”.
Het is één van de aardige samenlopen van de literatuurgeschiedenis dat Thomas zijn zoektocht naar die horizon aanving juist toen de tochten van twee andere Wijzen afliepen; het is met andere woorden mogelijk om het streven van zijn Verzamelde gedichten te lezen als de vervulling van het streven van W.B. Yeats en T.S. Eliot, zijn grote voorgangers die geprobeerd hebben om religieuze poëzie te schrijven in een areligieuze tijd. Hij leek op een van Yeats’ “onbevredigde bleke types”, maar wel een wiens doorleefde onvrede rechtstreeks zou leiden tot wat in zijn werk bij uitstek bevredigend is.
Toen ik Thomas voor het eerst las, had ik waardering voor zijn trouw aan het armeluisleven van de boeren in het heuvelland wier predikant hij was. De mensen in zijn gedichten deden mij denken aan de keuterboeren en landarbeiders die ik zelf had gekend, en het waren onder andere zijn verzen die mij hielpen bij mijn eerste schrijfpogingen. Song at the Year’s Turning [Lied bij de jaarwisseling] was een bundel waar ik van hield. De stofomslag had een ontwerp dat was gebaseerd op een stapelmuur, en dat paste goed bij de ruwe, bergachtige sfeer van afzondering en overleving die de gedichten opriepen. De spaarzaamheid van Thomas’ taal resoneerde in mij. Er zat iets van zelfbeteugeling in dit schrijven, alsof de dichter een afkeer koesterde van zijn eigen lyrische talent – en dat beviel mij. Dat beviel mij vooral omdat het lyrische talent zo zuiver was en ernaar leek te verlangen om zalig uitgeoefend te worden. Al heel vroeg had hij zichzelf toegestaan om te doen wat de jonge Yeats had gedaan, afstand nemen van de rijmende versregel en het volksdeuntje. Maar kort daarop volgde hij het voorbeeld van een andere Ierse dichter, Austin Clarke; hij koos de taal van de torenklok en kreeg een voorkeur voor de muziek van de vastentijd, met als gevolg dat zijn gedichten gaandeweg net zo kaal en onverbiddelijk werden als de crotalus (houten klepper) in het heiligdom van Goede Vrijdag.
Als dichter dorstte R.S. Thomas naar religieuze waarheid, en het is omdat die dorst onverminderd groot bleef dat zijn werk de toekomstige generaties van de een-en-twintigste eeuw zal kunnen overtuigen. Voor hem geldt niet de gebedsverhoring die in vrees en beven wordt verwacht, zoals opgeroepen door George Herbert. Er weerklinkt geen gebeier achter het gesternte; er is geen vorm van hemels getokkel of getingel. Als dichter-dominee staat Thomas natuurlijk wel in dezelfde traditie als Herbert, maar het is de Herbert van de kale toonladders, van een harp die ‘ongestemd, ongespannen’ is, de Herbert van ‘Deniall’ [Afwijzing] en ‘The Collar’ [Het boordje], bij wie de cholerische neiging niet zozeer merkteken is van het kerkelijk ambt, maar eerder een kenmerk van een onmatige persoonlijkheid, leidend tot uitbarstingen van opstandige toorn.
Maar het werk van R.S. Thomas toont niettemin een fantastisch doorzettingsvermogen, een besef dat hij zich niet van zijn roeping zal laten afbrengen, en ook dat hij niet de dupe zal worden van zijn vroomheid, en het is deze pelgrimsvolharding die zijn poëzie een blijvende kracht verleent. Als we hier en nu deze dichter gedenken, dan is wat we eren juist deze ootmoedige standvastigheid. In onze voorstelling heeft hij een eenzelvig profiel gekregen, een beetje zoals de verzamelaar van bloedzuigers bij Wordsworth, maar droefgeestiger, veeleer geneigd om zijn staf te werpen naar degene die hij tegenkomt dan om erop te leunen bij het verstrekken van z’n kluizenaarswijsheden. Thomas bezat een ongeremde en onbeheerste kant, altijd klaar om elke plannenmakerij te ontregelen, een kant die tekeer ging tegen Engelse vakantiehuizen op het Welshe platteland. En toch schuilde er gedrevenheid en accuratesse in zijn culturele en nationalistische boosheid; zijn vervreemding van het steeds meer door rijke nieuwkomers volgebouwde landschap was een aspect van een algemenere, moderne ontworteling, een toestand die zowel betrokkenheid als ironische afstandelijkheid nodig heeft – een toestand die zeker zou zijn herkend door schrijvers als George Seferis en Patrick Kavanagh. Hoe onsympathieker zijn land zich voordeed, hoe dieper hij de noodzaak voelde zich ermee te verbinden.
Ik zal twee gedichten van hem voorlezen zonder veel commentaar, want ze hebben geen uitleg nodig. De eerste is getiteld The One Furrow, een heel eenvoudig gedicht, kennelijk nog een imitatie, en toch is het al een voorafschaduwing van de vorm die R.S. Thomas’ geestelijke en artistieke leven zou aannemen: het verantwoordelijkheidsbesef, de niet aflatende zoektocht, de vore die wordt geploegd naar de horizon voorbij de horizon.
[Het oorspronkelijke gedicht heeft eindrijm (aabab ccdcd eefef) dat in vertaling niet is gehandhaafd]
De ene vore
Toen ik jong was ging ik naar school met lineaal en schrijfstift, griffel en lei, en ik zat op een hoog bankje aan de poort van de kennis.
Toen ik ouder werd, zwaaide de poort open; slim en oplettend als ik was wurmde ik me erdoor, maar vond in de trots van mijn geest geen vrede, geen rust.
Toen leerde iemand me terug te gaan naar vee en mesthoop; veld en ploeg: om zich te richten op die ene vore, dezelfde die ik nog volg?
Het volgende gedicht is heel bekend, een van de ‘pastorale gedichten’ dat het bezoek van een priester aan een zieke parochiaan als onderwerp heeft. Voor mijn gevoel is dit gedicht in een tweegesprek verwikkeld met een ander gedicht van een andere dichter-priester over hetzelfde onderwerp, een gedicht dat op dezelfde manier begint als dat van Thomas, met het uitspreken van de naam van de parochiaan. “Felix Randal de hoefsmid, O is hij echt dood?” vraagt Gerard Manley Hopkins, en hij gaat verder met zich te herinneren hoe het uitdelen van het sacrament aan de hoefsmid verzachting en verlichting had geschonken, en op het eind had gezorgd voor leniging van nood en geestelijke verkwikking. Maar als R.S. Thomas zich zijn herderlijke zorg aan Evans herinnert, is de uitkomst heel anders:
Evans
Evans? Ja, heel wat keren daalde ik af langs de kale trap naar de knokige keuken met het houtvuur, met krekelgezang ter begeleiding van het huilende zwarte keteltje, zo het koude donker in om te smoren in het wassend tij van de nacht, deinend langs de muren van z’n schrale hoeve op de kam.
t Was niet het donker dat me tegenstond, al vulde het oog en mond; zelfs niet de regen die als bloed drupte van die ene door het weer geteisterde boom. Het was het donker dat de aderen dichtslibde van deze zieke man die ik liet stranden op de uitgestrekte en eenzame kust van zijn verlaten bed.
Ik heb de afgelopen jaren enkele tientallen gedichten van de Welshe dichter Ronald Stuart Thomas (1913-2000) vertaald – zie elders op deze website. Ik houd van zijn werk: de lyrische toon, de soms weinig troostrijke waarheden, de tederheid, de genadeloze eerlijkheid, de prachtige taal, de schitterende metaforen die zijn gedichten bijna altijd hun stuwende kracht verlenen. Ik had me natuurlijk al wel enigszins in RST, zijn context, zijn verstechniek, zijn godsdienstigheid verdiept, maar aan een biografie was ik nog niet eerder toegekomen. Tot nu.
RST was een Welshman van geboorte, maar schreef bijna al zijn werk in het Engels (op enkele prozawerken na), leerde pas op latere leeftijd Welsh, en hij sprak Engels met een upper-class accent. Als hij een Engelsman tegenkwam die de weg vroeg naar een toeristische attractie, dan pretendeerde hij soms dat hij geen Engels verstond.
Zijn geboorteplaats was Cardiff, in het zuiden van Wales. Het gezin met de kleine RST verhuisde al vrij snel naar Holyhead op het eiland Anglesey, gelegen in het noordwesten van Wales. Holyhead was ook de plaats waar RST opgroeide. Hij studeerde klassieke talen en theologie aan de universiteit van het Welshe Bangor en in Cardiff. Hij trouwde in 1940 met een Engelse schilder – Mildred ‘Elsi’ Eldridge – die op dat moment veel beroemder was dan hij. Ze kregen samen één zoon: Gwydion.
Hij diende als predikant in verschillende Welshe kerkelijke gemeenten, achtereenvolgens: Chirk, Manafon, Eglwys Fach, Aberdaron. Hij is op zijn oude dag, nadat Elsi was overleden, hertrouwd. Hij hield er een vast levensritme op na: ’s morgens studeren en schrijven, ’s middags tuinieren of wandelen, ’s avonds bezoek van gemeenteleden. In de laatste decennia van zijn leven was hij beroemd, hield hij lezingen, ontving hij literaire eerbewijzen, en werd hij – als ik zijn biograaf mag geloven – een stuk gezelliger – Byron Rogers noemt hem dan zelfs ergens een ‘socialite’, enigszins tongue in cheek.
Zoon Gwydion (overleden in 2016) bewaarde slechte herinneringen aan zijn jeugd. Vanaf betrekkelijk jonge leeftijd werd hij geïnterneerd op Engelse boarding schools. Hij woonde steeds in plaatsen met weinig vriendjes, vond zijn ouders abnormaal en ronduit asociaal, en hij blijkt bepaald weinig vergevingsgezind. De geest van Gwydion hangt soms wel vrij zwaar over dit boek, tot in de hoofdtitel toe – RST’s hang naar het westen is een running gag van Gwydion.
R.S. Thomas – The Ogre of Wales. Fotograaf: Howard Barlow
De hoofdtitel – The Man Who Went Into the West – verwijst naar het feit dat RST steeds westelijker in Wales ging wonen en werken. De eerste kerkelijke gemeente – Chirk – lag helemaal op de grens met Engeland in het oosten van Wales, en de laatste – Aberdaron – in het uiterste westen, op het puntje van het schiereiland Lleyn, met de Ierse zee op loopafstand.
De biograaf suggereert dat met die trek naar het westen een soort mythische droom werd nagejaagd, en hij verbindt daaraan ook het Welsh nationalisme van RST. Dat nationalisme bestond inderdaad, en het kreeg soms zelfs lachwekkende proporties, maar toch schuilt hierin misschien nog wel iets anders dan puur nationalisme. RST vond dat de wereld veranderde in een verwend welvaartsparadijs waarin de geestelijke zaken die hij essentieel achtte schandelijk werden verwaarloosd. Uit die houding zijn bijna al zijn nogal in het oog lopende eigenaardigheden te verklaren: zijn keuze voor de theologie, de ontwijkende rollen die hij speelde als hij op voorhand vermoedde (soms ten onrechte) toch niet begrepen te worden, zijn afkeer van moderne voorzieningen (zelfs een stofzuiger moest er weer uit omdat die te veel lawaai maakte), zijn volhardende streven om elke ochtend te studeren en te schrijven en zich aan preek of poëzie te wijden, zijn zelfdiscipline, zijn trouw aan een al even solitaire echtgenote, zijn verhuizing naar steeds stillere plaatsen waar hij zijn grote liefde – vogels kijken – kon uitleven.
De biografie is springerig, impressionistisch en praterig, met veel grapjes die soms door andere recensenten geprezen worden, maar die ik vond afleiden van het onderwerp. De auteur schrijft op een populair-journalistieke manier met toespelingen die voor een buitenlander niet altijd gemakkelijk te begrijpen zijn – ongeveer zoals de kopjes van de berichten en artikelen in Engelse tabloids voor iemand die Engels als tweede taal heeft op het eerste gezicht vaak onbegrijpelijk zijn. Het is lastig om de lijn van dit leven goed vast te houden tijdens het lezen.
Schilderij van Mildred ‘Elsi’ Eldridge
De mooiste passages in deze biografie – en ook de meest leesbare – zijn de uitgebreide citaten. Af en toe geeft Byron Rogers een collage van citaten uit de dagboeken van Elsi, of van de dingen die zijn informanten hem schreven, en stuk voor stuk zijn die passages informatiever en helderder dan wat de biograaf zelf te vertellen heeft. Zelfs de poëzie van RST vind ik vaak makkelijker te lezen dan het proza van Byron Rogers.
De biograaf is Welsh en dat heeft voordelen en nadelen. Voordeel is dat hij de Welshe wereld goed kent, de taal spreekt en toegang heeft tot soms vrij bijzondere mensen uit de directe nabijheid van RST. Voordeel is ook dat hij de eigenaardigheden in de omgang tussen Welshmen en sommige eigenaardigheden van zijn onderwerp goed kan duiden.
Er zijn ook nadelen. Hij gaat er soms van uit dat dingen vanzelfsprekend zijn die het in ieder geval voor mij niet zijn: er wordt vrijwel niets uitgelegd over kerkelijke bijzonderheden, liggingen of verschillen, er wordt heel weinig verteld over andere kerkelijke activiteiten dan preken: waren er regionale activiteiten, waren er ook kerkpolitieke onderwerpen, en – zo ja – wat was dan zijn positie daarin, hoe ging die verhuizing van de ene parochie naar de andere in zijn werk, welke morele, pastorale, kerkrechtelijke kwesties speelden er, was er ook een jongerenbeleid, wat deed hij eigenlijk tijdens die avondlijke huisbezoeken bij gemeenteleden.
Dit nadeel wijst – vrees ik – op een structureel gebrek van deze biografie. In het algemeen mis ik intellectuele diepgang. Pogingen om het werk uit het leven te laten voortkomen blijven oppervlakkig. De biograaf houdt duidelijk wel van de poëzie van RST, en hij laat dat ook wel merken, hij is er heel goed in om alle psychologische eigenaardigheden van RST stralend uit de verf te laten komen, diens tegenstellingen, de inconsistenties tussen woord en daad, diens zo nu en dan bijna solipsistische aard. Maar een poging om systematisch zijn leven en werk te begrijpen uit het principiële beginsel waaruit dat leven volgens mij goed te begrijpen is, doet Byron Rogers niet: er zijn weinig levens die zo volhardend gewijd zijn aan de evocatie van wat verloren gaat als het religieuze aspect uit het leven verdwijnt, en dat is precies wat er gebeurde in de jaren waarin hij leefde.
Ik mis ook wat RST’s relatie was met het toch vrij verhitte links-radicale intellectuele debat in de jaren zeventig en tachtig. Dat hij zo zwijgzaam was, kan niet alleen de reden zijn. Hij sprak zich, al of niet sarcastisch en afwerend, over van alles en nog wat uit. Zijn pacifisme past natuurlijk wel bij de geest des tijds, en hij ondernam ook wat activiteiten om de kernbom tegen te gaan, maar wat stemde hij bijvoorbeeld, wat zei hij daarover – dat soort dingen. Hij was sterk voor behoud van het landschap en hij was tegen massatoerisme gekant: maar dat is weer iets dat pas veel later een geliefd onderwerp voor sommige intellectuelen werd. In sommige opzichten was hij toch eerder behoudend: als predikant, als ijveraar voor kerkgang, als afwerende rots in een branding van aanzwellend consumentisme, hedonisme, materialisme.
Ik zou ook wel eens willen weten welke boeken hij las, theologisch, filosofisch, natuurhistorisch en literair – en in welke verhouding. Er is sprake van een bibliotheek van drieduizend banden, maar hoe zag die bibliotheek eruit? Waar kocht hij die boeken, en wanneer?
Er worden een paar woorden gewijd aan de preken die hij hield: hij vond het niet zijn taak om zijn eigen opvattingen te etaleren, maar hij wilde de boodschap van de kerk vertellen. Hij heeft die preken niet bewaard, maar er moet toch wel iets over te zeggen zijn, en dan geen met humor vertelde lokale babbels, maar iets inhoudelijks.
Een literatuurhistorische plaatsbepaling ontbreekt ook grotendeels, behalve impressionistische kwalificaties als ‘modernist in form’.
Aan het eind van zijn leven was RST – zo zegt de biograaf – eindelijk niet meer orthodox. Ik vraag mij af of je veel opschiet met het onderscheid tussen orthodox en niet-orthodox, zeker in het geval van RST. Over de details van zijn theologische positie vernemen we verder niets, zelfs de titel van één van zijn kerngedichten – Via Negativa – wordt niet toegelicht.
In het algemeen vind ik deze biografie overladen met oudewijvengeklets – reden misschien waarom de psychiater Theodore Dalrymple het boek wel met plezier heeft gelezen. Dalrymple schreef overigens een aardige beschouwing naar aanleiding van het boek in City Journal (2006): A Man Out of Time – en de titel van zijn beschouwing is ook nog eens veel beter dan de titel van het boek. Dalrymple heeft de kern van RST vrij goed getroffen. Ter lezing aanbevolen.
In de Irish Times verscheen in 2006 een uitstekende recensie van Dennis O’Driscoll: A Poet of a Few Words. Hieruit citeer ik tot slot met instemming de volgende passage:
Byron Rogers’s lively biography will be enjoyed most by those who like their poets eccentric to the point of caricature and who don’t object to the inner life – albeit essential to the poems – being played down. His book is a trove of biographical trivia. For instance, we are twice (which is more than once too often by my count) treated to Gwydion Thomas’s earth-shattering insight that his father, out walking, was a “great pee-er in fields”; but Thomas père’s greatness in the literary field is obfuscated in certain respects. Rogers’s emphasis is on the man who, in the course of a number of parish transfers, moved increasingly further west in search of the “old, unchanged Wales”. The crucial literary narrative – the story of Thomas’s courage, dedication and extraordinary independence as a poet – tends to be lost somewhere among the hill farms and bird sanctuaries.
Voor Byron Rogers spreekt het vanzelf dat de soms eigenaardige reacties van RST op tegenspraak of onbegrip voortkwamen uit het systematische en in zekere zin overmijdelijke ontbreken van weerwoord op wat hij van de kansel verkondigde en in zijn poëzie te berde bracht. Dat zou natuurlijk kunnen, maar schuilt in deze verklaring niet vooral het ressentiment van wijlen Gwydion? En gaat die verklaring niet voorbij aan RST’s ernst en eerlijkheid, en ook aan de vooroordelen waarmee hij soms te kampen had?
Op een dag zou RST gefilmd worden door de BBC als de stijve dichter-dominee die ze dachten dat hij was. Hij kwam in vol ornaat het kerkje uitgelopen en de camera’s snorden. Toen begon hij met zijn armen te zwaaien en te springen: “I am a bird, I am a bird …“
Het leven is interessanter, rijker en samenhangender dan de biografie laat zien, maar het zijn in mijn ogen de gedichten die zullen voortleven.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een ontroerend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt op Youtube – hier raadpleegbaar (vanaf 4’18”) – zegt Thomas:
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die hield van buiten-zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had gekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het gedicht After Jericho is een poëticaal gedicht, het gaat over het dichten zelf. Het beschrijft wat dichten is, en contrasteert die activiteit met de alledaagse, bureaucratische, door macht en structuur en onrechtvaardigheid geteisterde wereld.
Toen de Joden in de oudtestamentische oudheid op weg gingen naar het Beloofde Land, troffen ze een wereld aan die reeds bewoond werd. Een van de eerste hindernissen die ze wisten te nemen was de stad Jericho. Ze moesten daarbij op God vertrouwen. De Joden trokken zes dagen lang om de ommuurde stad, blazend op hun ramsbazuinen. Op de zevende dag trokken ze zeven maal om de ommuurde stad, waarop ze vervolgens, luidkeels juichend en vurig op hun ramshorens blazend, de muren van de stad lieten instorten. Daarna was het relatief eenvoudig om de stad daadwerkelijk in te nemen.
De taal waartegen de dichter zijn bazuin verheft is de platgeslagen taal van het succes en de macht en de meedogenloosheid. De grote vreugde van de dichter is dat hij die officiële en glamoureuze wereld, een wereld ook die zich gesteund weet door een staand, goed betaald en weldoorvoed leger, weet te verslaan met een vrijwilligerslegertje, zoals de grote en machtige stad Jericho in het Oude Testament werd ingenomen door een volkje dat vlak daarvoor nog uit de woestijn tevoorschijn was gekomen.
Het gedicht is opgenomen in de bundel Frequencies (1978).
Geluidsopname vertaling – Arie Sonneveld
——————————————————————————————————————————-
Vertaling:
Net als Jericho
Er schuilt een agressie in feiten die slechts met succes wordt weerstaan door het vers, dat taal bestrijdt met eigen wapens. Dichter, lach
tussen de puinhopen van een idioom waartegen je jouw bazuin verhief. ‘t Waren rekruten; al jouw woorden, niet één uitgezonderd, zijn vrijwilligers.
Origineel:
After Jericho
There is an aggression of fact to be resisted successfully only in verse, that fights language with its own tools. Smile, poet
among the ruins of a vocabulary you blew your trumpet against. It was a conscript army; your words, every one of them, are volunteers.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een ontroerend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt op Youtube – hier raadpleegbaar (vanaf 4’18”) – zegt Thomas:
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die hield van buiten-zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had gekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
R.S. Thomas – The Ogre of Wales. Fotograaf: Howard Barlow
Het gedicht The White Tiger is gebaseerd op een aandachtige waarneming. De waarnemer beschrijft een witte tijger die zich in een kooi bevindt. Maar het gedicht wordt voortgestuwd door een metafoor, door beeldspraak: Thomas vergelijkt de ondoorgrondelijkheid van de gevangen tijger met de in onze godsbeelden gevangen God.
De tijger is ondoorgrondelijk in zijn gevangen bestaan; hij ademt en beweegt en kijkt naar jou, maar kijkt jou niet aan. Dit lijkt een gevolg van de ernstige beperkingen en hindernissen van zijn veel te nauwe bewegingsruimte. En zo ademt en beweegt ook God, gevangen als hij is binnen de te nauwe ruimte van ons beperkte en ingesnoerde godsbegrip.
Het gedicht doet enigszins denken aan het gedicht Der Panther van de grote Duitse dichter Rainer Maria Rilke. Maar hoewel ook in dat gedicht sprake is van zowel een aandachtige waarneming als de perceptie van iets ondoorgrondelijks, ontbreekt bij Rilke de vergelijking met ons godsbeeld die zo kenmerkend is voor de poëzie van R.S. Thomas.
Het zou me niet verbazen als Thomas zijn gedicht schreef als een reactie op het gedicht van Rilke. Maar weten doe ik dat niet.
Een witte tijger is een kleurvariant die voorkomt bij de Bengaalse en de Siberische tijger.
Het gedicht is opgenomen in de bundel Frequencies (1978).
Geluidsopname
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
——————————————————————————————————————————-
Vertaling:
De witte tijger
Hij was prachtig zoals God prachtig moet zijn; ijzige ogen die geweld hadden gezien en het hadden
aanvaard; een lichaam te groot en majesteitelijk voor de kooi waarin hij was neergezet; deinend voortgaand in de schaduw
van zijn eigen gestalte, zich omdraaiend, verhief hij de verfrommelde bloem van zijn gelaat naar
het mijne zonder me aan te zien. Hij had de kleur van maanlicht op sneeuw en zweeg ook als maanlicht, maar hij ademde
zoals je je kunt indenken dat God ademt binnen de begrenzing van onze godsdefinitie, getergd door onbereikbare onmetelijkheden.
Origineel:
The White Tiger
It was beautiful as God must be beautiful; glacial eyes that had looked on violence and come to terms
with it; a body too huge and majestic for the cage in which it had been put; up and down in the shadow
of its own bulk it went, lifting, as it turned, the crumpled flower of its face to look into my own
face without seeing me. It was the colour of the moonlight on snow and as quiet as moonlight, but breathing
as you can imagine that God breathes within the confines of our definition of him, agonising over immensities that will not return.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In dit gedicht wordt de sereniteit van de kerstviering sterk gecontrasteerd met de hardheid van het gelovige hart. Het gaat hier uiteraard over een Avondmaalsviering waarin het brood dat wordt uitgereikt het lichaam van Christus is (of symboliseert, afhankelijk van de christelijke traditie), en de wijn die wordt rondgedeeld het bloed van Christus.
Het Engelse parish heeft een kerkelijke en een burgerlijke betekenis, net als het Nederlandse woord kerspel. N.a.v. deze prettige twitterdiscussie over vertaalkwesties die spelen bij dit gedicht (dank aan alle deelnemers), heb ik in mijn vertaling het woord ‘parochies’ dat in een Nederlandse context een exclusief kerkelijke betekenis heeft, vervangen door ‘kerspels’. Het nadeel dat ‘kerspel’ minder bekend is dan ‘parochie’ neem ik daarmee voor lief. Het woord ‘kerspel’ spreek je net zo uit als het woord ‘mispel’, met een schwa of stomme e in de laatste lettergreep dus.
Het woord lantaarn heeft in dit gedicht een architectonische betekenis: het is de meestal open bekroning van een groter dakelement of koepel waarin soms een klok of carillon is geplaatst. De daklantaarns van de Welshe kerkjes kennen een zeer grote eenvoud. Op bijgaande afbeelding is zo’n uiterst eenvoudige Welshe lantaarn te zien. Ze worden bell-cot of bellcote genoemd.
Het is goed om te bedenken dat het woord ‘lantaarn’ ook betrekking kan hebben op de verfijnde bekroning van de Dom van Florence.
Dit gedicht is opgenomen in de bundel Not That He Brought Flowers (1968).
Vertaling:
Kerst
Een nieuwe morgen; Tijd brengt die nader, broos van vorst en sterrenlicht. Uilen zingen in de kerspels. Mensen staan op en lopen naar de stenen kerk- lantaarns; daar knielen ze, en eten het nieuwe brood van de liefde, wat ze wegspoelen met de scherpe smaak van bloed dat ze zullen vergieten.
Origineel:
Christmas
There is a morning; Time brings it nearer, Brittle with frost And starlight. The owls sing In the parishes. The people rise And walk to the churches’ Stone lanterns, there to kneel And eat the new bread Of love, washing it down With the sharp taste Of blood they will shed.
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
Dit gedicht komt uit de bundel Experimenting with an Amen uit 1986, en de titel van die bundel suggereert dat hij moeite doet om tot een vorm van geloofsaanvaarding te komen – uitgedrukt met het bekende slotwoord van het gebed, Amen (= zo zal het zijn).
Het stralende kerstkind wordt vergeleken met de stralende maan, en zoals de maan naar beneden straalt vanuit het heelal, zo straalt het kind op een vreemde manier naar het heelal, tussen de wolkenflarden door, als een lamp tussen scherven. Het woord ‘abroad’ betekent hier zowel ‘uitheems’, ‘vreemd’, ‘niet-passend’, ‘misplaatst’, ‘ongerijmd’ als ‘verreikend’, ‘grensoverschrijdend’. Ik heb geprobeerd dit uit te drukken met ‘verdwaald’.
Vertaling
Kerstkind
De maan wordt geboren en een kind wordt geboren, gewikkeld in witte lakens als de maan in de wolken.
Ze stralen allebei, maar het licht van de één is verdwaald in het heelal als tussen scherven van glas.
Origineel:
Nativity
The moon is born and a child is born, lying among white clothes as the moon among clouds.
They both shine, but the light from the one is abroad in the universe as among broken glass.
Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de subtiele schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In dit gedicht maakt Thomas zich op voor een ontmoeting met God, een ontmoeting die uit lijkt te blijven, maar paradoxalerwijs toch plaats lijkt te vinden. De setting is vertrouwd: een verlaten eiland, de zee, een door de tijd getekend kerkje. Andere mensen van wie hij zich vervreemd voelt. Een intense stilte, eenzaamheid, twijfel, twijfelend geloof.
Het is een ongebonden vers, voortgestuwd door enjambementen, zinnen die over de versregels heenlopen. Van groot belang is hier het ritme van de zinnen.
Het eiland is Bardsey Island (Welsh: Ynys Enlli), het eindstation van de North Wales Pilgrim’s Way, een eiland dat R.S. Thomas kon zien liggen als hij uitkeek over zee.
Het gedicht is gepubliceerd in de bundel Between Here and Now (1981).
Vertaling:
Voordracht van de vertaling
Bedevaartstochten
Er is een eiland waar je niet naar toe kunt, alleen met een bootje zoals vroeger de heiligen, gaande de gang langs de doodsbange koppen van hen die reeds lang zijn verdronken, kauwend op het gruis van zijn stranden. Zo ging ik de zoutweg op naar het gebouw met het stenen altaar en de gedoofde kaarsen, en ik knielde en hief mijn blik op naar de woedende waterspuwer, een uiltje dat lijkt op een gekrompen en wrokkig geworden god. Geen gestalte is meer te zien in het glas-in-lood van de hemel. Ben ik te laat? Waren ze ook te laat, deze eerste pelgrims? Hij is zo’n snelle God, ons altijd vooruit, en steeds weggaand als we komen. Er zijn er hier ook die niet gekomen zijn om te bidden, wier dagelijkse eredienst de eeuwige zee is. Ze luisteren niet naar gezangen maar naar de trage chemie van de bodem die heiligenbeenderen tot stof maakt, stof die kriebelt in de neusgaten.
Op dit eiland is alles tijdloos. De slingerbeweging van het tij kent geen klok: wat gebeurt heeft dag noch uur. Deze mensen zijn niet vroeg of laat: ze zijn hier slechts om die ene vraag te stellen die het leven beantwoordt door zich in hen te roeren. Degene die de vraag stelt ben ik. Was mijn bedevaart misschien om te komen tot mezelf, om te beseffen dat op zulke momenten en voor iemand als ik God zich nooit klaar en helder buiten vertoont, maar veeleer duister en onbegrijpelijk – alsof hij hierbinnen was?
Origineel:
Pilgrimages
There is an island there is no going to but in a small boat the way the saints went, travelling the gallery of the frightened faces of the long-drowned, munching the gravel of its beaches. So I have gone up the salt lane to the building with the stone altar and the candles gone out, and kneeled and lifted my eyes to the furious gargoyle of the owl that is like a god gone small and resentful. There is no body in the stained window of the sky now. Am I too late? Were they too late also, those first pilgrims? He is such a fast God, always before us and leaving as we arrive. There are those here not given to prayer, whose office is the blank sea that they say daily. What they listen to is not hymns but the slow chemistry of the soil that turns saints’ bones to dust, dust to an irritant of the nostril.
There is no time on this island. The swinging pendulum of the tide has no clock: the events are dateless. These people are not late or soon: they are just here with only the one question to ask, which life answers by being in them. It is I who ask. Was the pilgrimage I made to come to my own self, to learn that in times like these and for one like me God will never be plain and out there, but dark rather and inexplicable, as though he were in here?