William Butler Yeats (1865-1939) is een Ierse dichter en toneelschrijver, een van de grootste engelstalige schrijvers van de twintigste eeuw. In 1923 kreeg hij de Nobelprijs voor literatuur.
Yeats groeide op als een lid van de protestantse Ierse elite, maar hij nam daar afstand van, en hij ontwikkelde zich gaandeweg tot een man met grote belangstelling voor mystieke, en soms zelfs occulte onderwerpen. Deze onderwerpen kwamen zijn verbeeldingskracht zeker ten goede.
Het kwatrijn dat ik hier heb vertaald – op verzoek van iemand met de initialen E.K. – is een jeu d’esprit met een leuke omkering. Het cliché luidt dat jonge mensen worden geteisterd door lusten en driften. In dit kwatrijn draait Yeats de boel om: toen hij jong was had hij de boel nog wel onder controle, maar nu – nu hij op leeftijd is – heeft hij lust en drift nodig om nog een gedicht te kunnen schrijven.
Spur betekent spore, een scherpe pin aan de binnenkant van de laars van de ruiter. We kennen het nog in de zegswijze ‘het paard de sporen geven’.
Het dansen om aandacht heb ik vrij vertaald met een zelfverzonnen uitdrukking ‘het kussen van de lippen van de oude dag’.
Geluidsopname:
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
De prikkel
Je vindt het akelig dat drift of lust de lippen van mijn oude dag nog kust; toen ik nog jong was kon ik ze bedwingen, maar welke prikkel brengt mij nu tot zingen?
Origineel:
The Spur
You think it horrible that lust and rage Should dance attention upon my old age; They were not such a plague when I was young; What else have I to spur me into song?
R.S. Thomas in Eglwys Fach. Fotograaf: John Hedgecoe
Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de schilder Mildred Eldridge (1909-1991).
R.S. Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).
Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.
In een treffend filmpje uit 1996 dat Bloodaxe Books beschikbaar heeft gemaakt – hier raadpleegbaar – zegt Thomas (vanaf 4’18”):
“Mocht er sowieso later nog aan mij gedacht worden, dan zal dat wel zijn om de intensiteit van een paar gedichten die ik heb geschreven. Maar, los van de gedichten, als mens hoop ik dat m’n voorbeeld van iemand die ervan hield buiten te zijn, die hield van de aardse dingen, en die het talent had meegekregen om ze niet alleen te horen maar ook te zien, voor anderen een zeker nut heeft gehad.”
Het onderhavige gedicht werkt op verschillende manieren de beeldspraak uit van de schijngestalten van de maan. Lleyn is een schiereiland in Wales (Llŷn Peninsula). R.S. Thomas was een tijdlang predikant in Aberdaron, een plaatsje dat op de punt van dat schiereiland ligt. Het is aannemelijk dat de stenen kerk waarvan in het gedicht sprake is, de kerk in Aberdaron is, te meer omdat die kerk op steenworp afstand van de zee was gelegen en je de geluiden van de zee er goed kon horen.
De ‘maan van Jezus’ is een bijzondere uitdrukking: de metafoor geeft tegelijkertijd aan dat Jezus afschijn van God is, maar ook dat diens verschijning wisselt, wat zelfs betekent dat die verschijning soms een tijdlang onzichtbaar is. En de slang – symbool van de Satan – vergenoegt zich erin dat hij eraan kan meewerken om het ei (ook een vervormde gestalte van de maan) – d.w.z. de godheid die in Jezus mens werd – te laten verdwijnen.
De verwijzing naar William Butler Yeats betreft diens nogal apocalyptische visioen zoals opgetekend in The Second Coming (via de link op deze website in vertaling beschikbaar).
In dit gedicht dat over bidden gaat, geeft Thomas de oneigentijdse positie die hij innam m.b.t. God, kerk en geloof het meest pregnant en het meest eenvoudig weer.
Hier kunt u R.S. Thomas’ stem horen terwijl het zijn gedicht voordraagt.
Het gedicht is opgenomen in de bundel Not That He Brought Flowers (1968).
NB1 Omdat ik er maar niet in slaag om regels te laten inspringen in WordPress, ondanks mijn eindeloze getob, wijs ik erop dat de regels: “Dan klinkt een stem” en “But a voice sounds” een flink stuk moeten inspringen, zodat je ziet dat het gedicht doorloopt, maar er een duidelijke cesuur optreedt.
NB2 Ik heb een poos nagedacht over het voorzetsel in de titel. Is het ‘in’ of ‘op’ of ‘boven’ Lleyn? Het is de maan op ’t Hogeland en op Walcheren, maar het is niet de maan op Flevoland of op West-Friesland. ‘Boven’ kan wel, maar je kunt in het Engels dan ook ‘over’ gebruiken. Enfin, uiteindelijk heb ik toch maar voor ‘in Lleyn’ gekozen. Ik houd me aanbevolen voor gemotiveerde verbetersuggesties.
Byron Rogers, The Man Who Went into the West. The Life of R.S. Thomas, Londen: Aurum Press 2006
Geluidsopname
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
De maan in Lleyn
Het laatste kwartier van de maan van Jezus, maakt plaats voor het donker; de slang verteert het ei. Hier, op mijn knieën in deze stenen kerk die alleen nog gevuld wordt met de zwijgende gemeenschap van schaduwen en het geluid van de zee, geloof je grif dat Yeats gelijk had. Alsof ze nooit hadden gezongen, slokten kalkschalen zangkoren op; het tij omspoelt de bijbel; de kerkklok trekt geen mens meer naar het broze wonder van het brood. Het zand wacht tot de korrels in de muur terugvloeien in zijn blonde tijdglas. Religie is passé, en wat ontstaan zal uit de vorm van de nieuwe maan – geen mens die het weet. Dan klinkt een stem in mijn oor: waarom zo gehaast sterveling? Zelfs deze zeeën zijn gedoopt. De parochie draagt de naam van een heilige waaraan de tijd het habijt niet kan ontnemen. In steden die hun belofte zijn ontgroeid, keren de mensen als pelgrims terug, zij het niet steeds daarheen, maar vaak naar de herschepping ervan in hun eigen geest. Jij moet blijven knielen. En zoals deze maan zijn weg kiest door de loodzware aardschaduw, kent ook het gebed wisselende gestalten.
Origineel:
The Moon in Lleyn
The last quarter of the moon of Jesus gives way to the dark; the serpent digests the egg. Here on my knees in this stone church, that is full only of the silent congregation of shadows and the sea’s sound, it is easy to believe Yeats was right. Just as though choirs had not sung, shells have swallowed them; the tide laps at the Bible; the bell fetches no people to the brittle miracle of the bread. The sand is waiting for the running back of the grains in the wall into its blond glass. Religion is over, and what will emerge from the body of the new moon, no one can say. But a voice sounds in my ear: Why so fast, mortal? These very seas are baptized. The parish has a saint’s name time cannot unfrock. In cities that have outgrown their promise people are becoming pilgrims again, if not to this place, then to the recreation of it in their own spirits. You must remain kneeling. Even as this moon making its way through the earth’s cumbersome shadow, prayer, too, has its phases.
William Butler Yeats (1865-1939) is een Ierse dichter en toneelschrijver, een van de grootste engelstalige schrijvers van de twintigste eeuw. In 1923 kreeg hij de Nobelprijs voor literatuur.
Yeats groeide op als een lid van de protestantse Ierse elite, maar hij nam daar afstand van, en hij ontwikkelde zich gaandeweg tot een man met grote belangstelling voor mystieke, en soms zelfs occulte onderwerpen. Deze onderwerpen kwamen zijn verbeeldingskracht zeker ten goede. Ook in het onderhavige gedicht is deze gerichtheid merkbaar, bijvoorbeeld wanneer de gestalte met het leeuwenlichaam en het mensenhoofd wordt voorgesteld als voortkomend uit de ‘Spiritus Mundi, de wereldgeest, een geestelijke entiteit die ook wel eens optreedt in de gedichten van Goethe (Weltgeist), bijvoorbeeld in het gedicht Eins und Alles, via deze link op deze website in vertaling beschikbaar.
Het gedicht dat ik vertaald heb – The Second Coming – is heel beroemd geworden, omdat het een ondergangsfantasie heel duidelijk onder woorden brengt.
Het gedicht is geschreven in 1919, onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog, een oorlog die in het angelsaksische taalgebied vaak als een groter drama wordt beschouwd – The Great War – dan de Tweede. Het gedicht is voor het eerst gepubliceerd in 1920 in het Amerikaanse tijdschrift The Dial. Het is opgenomen in de bundel die in 1921 werd gepubliceerd: Michael Robartes and the Dancer.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog goed was begonnen, in 1939, overleed Yeats. De dichter Wystan Hugh Auden was zojuist naar Amerika geëmigreerd. Hij schreef een gedicht In Memoriam William Butler Yeats (via de link op deze website in vertaling beschikbaar) dat heel beroemd is geworden, vooral door de zin “For Poetry makes nothing happen”.
Met de titel van het gedicht, en aan het slot van het gedicht heeft Yeats enkele duidelijke, maar ambivalente verwijzingen naar het christendom aangebracht: de Wederkomst spreekt wel voor zichzelf, en de schommelwieg is een duidelijke verwijzing naar de kribbe in Bethlehem; het christendom lijkt voor een deel verantwoordelijk te worden gesteld voor de gruwelen waar Yeats impliciet naar verwijst. Maar de gestalte uit zijn verbeelding lijkt ook niet bepaald geneigd om nederig naar een stal te gaan om daar geboren te worden.
[Ik heb de twee openingswoorden van de eerste twee versregels van de tweede strofe – twee maal ‘gewis’ – vervangen door twee maal ‘stellig’, een woord dat dezelfde antimetrie kent als ‘surely’ en dat voor mijn gevoel een klein beetje minder archaïsch klinkt. In de geluidsopname is nog ‘gewis’ te horen.]
Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld
Vertaling:
De Wederkomst
Cirkelend, cirkelend in steeds wijdere kringen kan de valk de valkenier niet horen; de boel valt uiteen; het centrum houdt geen stand; pure anarchie wordt op aarde uitgestort; een bloedgolf wordt uitgestort, en links en rechts gaat de rite van onschuld teloor; De besten zijn zeer wankelmoedig, en de slechtsten zinderen van bezielde vurigheid.
Stellig wordt een openbaring ons deel; stellig zal daar de Wederkomst zijn. Wederkomst! Het woord is nog niet uitgesproken of een reusachtig beeld, uitgaand van de Spiritus Mundi, vertroebelt mijn blik: ergens in woestijnzand is een gestalte met het lijf van een leeuw en het hoofd van een mens, met een blik zo leeg en meedogenloos als de zon, die traag zijn bovenbenen beweegt; en rondom fladderen schaduwen van gepikeerde woestijnvogels. Opnieuw valt de duisternis in; maar inmiddels weet ik dat twintig eeuwen van versteende slaap uitliepen op de nachtmerrie van een schommelwieg. En welk lompe beest zal, als zijn tijd straks rijp is, naar Bethlehem sjokken om geboren te worden?
Origineel:
The Second Coming
Turning and turning in the widening gyre The falcon cannot hear the falconer; Things fall apart; the centre cannot hold; Mere anarchy is loosed upon the world, The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere The ceremony of innocence is drowned; The best lack all conviction, while the worst Are full of passionate intensity.
Surely some revelation is at hand; Surely the Second Coming is at hand. The Second Coming! Hardly are those words out When a vast image out of Spiritus Mundi Troubles my sight: somewhere in sands of the desert A shape with lion body and the head of a man, A gaze blank and pitiless as the sun, Is moving its slow thighs, while all about it Reel shadows of the indignant desert birds. The darkness drops again; but now I know That twenty centuries of stony sleep Were vexed to nightmare by a rocking cradle, And what rough beast, its hour come round at last, Slouches towards Bethlehem to be born?