Zelfs bijen weten wat Nul is – Christian Wiman

Christian Wiman (1966- ) is een Amerikaanse dichter en vertaler. Hij werd geboren in Texas, is getrouwd, en werkt aan Yale University als Professor of the Practice of Religion and Literature. Hij geeft college aan Yale Divinity School en Yale Institute of Sacred Music. Hij is religieus in christelijke zin.

Wiman lijdt aan een traag voortschrijdende, ongeneeslijke ziekte. Het gedicht From one Time – elders op deze website in vertaling (Tijdsovergang) beschikbaar bevat de uitdrukking die de titel leverde van het door Willem Jan Otten vertaalde boek My Bright Abyss: Mijn heldere afgrond. De ondertitel van dat boek luidt: Meditation of a Modern BelieverOverpeinzingen van een moderne gelovige.

Stevo Akkerman schreef in het dagblad Trouw een sympathieke column (met interview-elementen) over dit boek. Willem Jan Otten schreef een verhelderend essay in Trouw.

Uit Akkermans column citeer ik de volgende passage – degene die aan het woord is, is uiteraard Wiman zelf:

“Het geloof gidst me in de richting van een leven waarin ik tekortschiet, niet in een leven waarin alles me toevalt. Ik geloof dat je jezelf geen christen moet noemen, net zomin als dichter – het is iets dat je nastreeft, niet iets dat je bent. Het kan je gegeven zijn op momenten in je leven, maar in de tussentijd ben je er geen eigenaar van. Zoals ik zeg in het boek: ik heb de pijn van het ongeloof nooit gevoeld voordat ik begon te geloven. God is vaak pijn voor me, geen balsem.”

En nog een treffend citaat uit dat stuk, dit keer over het Amerikaanse geloof in jezelf dat het christelijke geloof corrumpeert:

Het Amerikaanse succesevangelie, met God als de leverancier van voorspoed, geluk en gezondheid, noemt Wiman onzinnig. “Het idee dat God je beloont als je geloof maar groot genoeg is, is in feite kwaadaardig. Ik moet zeggen dat het me erg verwart dat mijn leven enerzijds zo naar God en het christendom toe beweegt, terwijl ik anderzijds zo vervreemd ben van de manier waarop die religie in dit land wordt vormgegeven.”

En ten slotte nog een veelzeggend citaat uit He Held Radical Light (2018):

“Poetry itself—like life, like love, like any spiritual hunger—thrives on longings that can never be fulfilled, and dies when the poet thinks they have been. And what is true for the poem is true for the poet: “No layoff from this condensery,” as Lorine Niedecker says, no respite from the calling that comes in the form of a question, no ultimate arrival at an answer that every arrangement of words is trying to be. Perhaps only bad poets become poets. The good ones, though they may wax vatic and oracular in public, and though they may even have full-fledged masterpieces behind them, know full well that they can never quite claim the name.”

Een interessante lezing (ongeveer een half uur) over het onderwerp Geloof en Literatuur vindt u hier.

Het gedicht dat ik hier vertaald heb is van betrekkelijk recente datum. Het verscheen in het januari-nummer (2021) van Poetry (The oldest monthly devoted to verse in the English-speaking world), een tijdschrift waarvan Wiman ook zelf een tijdlang redacteur is geweest.

Het is een tirade over bitterheid en vergeefsheid, doelbewust onredelijk, en daarmee zeer herkenbaar. De vorm van het gedicht is betrekkelijk vrij. Ik heb een tijdlang zitten tobben over bingo wings, pleasure tariffs, en licked Christian. Ik sta open voor serieuze kritiek, zoals altijd.

Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Zelfs bijen weten wat Nul is

Herinneringen zat, dank je, ik zit propvol. Als dit zo doorgaat
moet ik op zoek naar een geheugenvomitorium.
Hoeveel aandacht kan een mens opbrengen?
’t Schiet me nu te binnen: ooit liet ik de benzine stromen
toen mijn auto al vol was en ik zag dat die zijn geur
(en potentiële malheur) om mij heen op de grond verkwistte.
En ik kon het weer betalen; de muntsoort heette geen aandacht.
‘k Heb ook m’n portie waarheid wel gehad, nu ik erover nadenk.
‘t Is een kliederboel van binnen; ik ben net een doorweekte bijbel:
zat van halfbakken profetieën en corrupte wetten,
oude teksten vol gaten als tiener-jeans, en al die verdwenen verwekten!
Zorg maar dat je oud wordt, dan weet je niet meer wat berusting is, wat daadkracht.
Dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws? Kan je geen reet schelen.
Mijn leven. Net een bibliotheek die eindeloos lang gesloten is
een leven lang, volgens menige mopperaar
en als hij open gaat opent hij een splinternieuwe wanorde:
theologie waar poëzie hoort, psychologie die bulkt van de wiskunde.
En al die vaste bezoekers die hun rubrieken zoeken, dat ben ik,
En ik ben ook die tot ontploffing gebrachte vakgebieden.
Maar vooral ben ik dat gedrongen, gebloesde vrouwtje met haar bingo-armen
die alsmaar vierkanter wordt en steeds minder te handhaven
naarmate de ene burger na de ander iets roept als
“Wat een gesodemieter!” of “Val toch dood allemaal!”
En het stempeltje dat ze op het formulier stempelt,
dat zegt wanneer het volgende openbare mysterie er aan komt,
dat ding stempelt recht op mijn ziel.
Wat ook weer iets is waar ik klaar mee ben, trouwens,
dat hele idee van de ziel. Zelfs bijen weten wat nul is
hebben wetenschappers ontdekt – bijen kennen dus mijn ziel.
Ik ben er klaar mee, zeg ik, ik ben het zat, ik ben de Vegetelheidsagenda.
Ik ben een verschrompelde regenworm, een ottermelktand,
een habbekrats, hoofdkaas over datum, spiritueel kraakbeen.
Ik ben de Apocalyptische ijslollie. Een afgelikte Christen.

Origineel:

Even Bees Know What Zero Is

That’s enough memories, thank you, I’m stuffed.
I’ll need a memory vomitorium if this goes on.
How much attention can one man have?
Which reminds me: once I let the gas go on flowing
after my car was full and watched it spill its smell
(and potential hell) all over the ground around me.
I had to pay for that, and in currency quite other than attention.
I’ve had my fill of truth, too, come to think of it.
It’s all smeary in me, I’m like a waterlogged Bible:
enough with the aborted prophecies and garbled laws,
ancient texts holey as a teen’s jeans, begone begats!
Live long enough, and you can’t tell what’s resignation, what resolve.
That’s the bad news. The good news? You don’t give a shit.
My life. It’s like a library that closes for a long, long time
—a lifetime, some of  the disgrunts mutter—
and when it opens opens only to an improved confusion:
theology where poetry should be, psychology crammed with math.
And I’m all the regulars searching for their sections
and I’m the detonated disciplines too.
But most of all I’m the squat, smocked, bingo-winged woman
growing more granitic and less placable by the hour
as citizen after citizen blurts some version of
“What the hell!” or “I thought you’d all died!”
and the little stamp she stamps on the flyleaf
to tell you when your next generic mystery is due
that thing goes stamp right on my very soul.
Which is one more thing I’m done with, by the way,
the whole concept of soul. Even bees know what zero is,
scientists have learned, which means bees know my soul.
I’m done, I tell you, I’m due, I’m Oblivion’s datebook.
I’m a sunburned earthworm, a mongoose’s milk tooth,
a pleasure tariff, yesterday’s headcheese, spiritual gristle.
I’m the Apocalypse’s popsicle. I’m a licked Christian.

Plaats een reactie