Deze afbeelding van Heldring werd vele jaren afgedrukt bij de column ‘Dezer Dagen’
De Nederlandse journalist Jérôme Louis Heldring (1917-2013) – afstammeling van een bekende Nederlandse patriciërsfamilie (en een man die in zekere zin door zijn werkzaamheid ook de patriciërstraditie voortzette), was een zeer vooraanstaande politieke commentator. Hij was een aantal jaren hoofdredacteur van NRC Handelsblad. Hij is bekend geworden met zijn column ‘Dezer Dagen’ die hij van 1960 tot 2012 schreef.
Zijn bekendste publicatie is ‘Lof van het conservatisme’. In dit artikel uit 1974 van negen bladzijden formuleerde hij een aantal conservatieve politieke uitgangspunten. En hij bekende zich daar ook toe, wat niet eenvoudig was in de bepaald links-agressieve cultuur die er toen heerste.
Heldring was een aanhanger van Carry van Bruggen. In haar hoofdwerk Prometheus (1919) had zij betoogd dat identiteit altijd berust op verschil. Een unicum in de totaliteit bestaat niet. Iedereen die meent dat hij iets is, meent dat op grond van het feit dat hij om zich heen dingen waarneemt die anders zijn, die verschillen van hoe hij is. Deze bijna Schmittiaanse gedachte werd door Heldring als uitgangspunt genomen voor zijn politieke beschouwingen.
Een van de interessantste verschijnselen in de Nederlandse politiek is de Werdegang van het Nederlandse conservatisme. Johan Huizinga betreurde na WO-II de afwezigheid van een duidelijk gemarkeerd Nederlands conservatisme. De historici Ernst Kossmann en Hermann von der Dunk schreven boeken over dat onderwerp. In diezelfde tijd trad ook de ietwat rebelse hoogleraar en psycholoog Jan Hendrik van den Berg op die in de loop van zijn leven van een rebel veranderde in een reactionaire conservatief. Later kwam de Nederlandse intellectueel Bart Jan Spruyt – afkomstig uit de hoek van de SGP – en hij stond aan de wieg van de Edmund Burke-stichting, een stichting die het conservatieve gedachtegoed in Nederland zou moeten bevorderen. Deze Spruyt bleek een dwaallicht dat eerst Pim Fortuyn, toen Geert Wilders en ten slotte Thierry Baudet van zijn zoeklicht voorzag.
Het merkwaardige van de conservatieve ontaardingen is dat ze eigenlijk helemaal niet conservatief zijn in de door Heldring aangeduide zin. Geleidelijkheid, de twijfelachtige aard van de mens, historische evenwichtigheid lijken nauwelijks een rol te spelen. Het gekke is dat moderne conservatieven een sterk revolutionaire indruk maken.
Zelf heb ik een tijdlang gemeend conservatief te zijn. De afkeer die moderne conservatieven van de EU hebben, hun revolutionaire ijver, hun bitterheid hebben mij van die dwaalweg afgevoerd.
Maar het artikel van Heldring vind ik nog steeds heel interessant.
Enfin – het is zoals het is. Hierbij een scan van Heldrings opstel uit 1974: Lof van het conservatisme. Het is afkomstig uit zijn eerste bundel met columns: Het verschil met anderen, p.125-133.
Dreyer Kruger (red.), The Changing Reality of Modern Man. Opstellen aangeboden aan Dr. J.H. van den Berg, Nijkerk: Uitgeverij G.F. Callenbach bv 1984
J.A. van Belzen (red.), Metabletica en wetenschap. Kritische bestandsopname van het werk van J.H. van den Berg, Rotterdam: Erasmus Publishing 1997 (incl. bijdrage J.H. van den Berg)
Hans Achterhuis, Historische fenomenologie, De uil van Minerva, vol.19, nr.2 (2003) (gunstige bespreking van Hub Zwart, Boude bewoordingen)
Jan-Kees Karels, We worden opgevoed tot kwetsbaarheid (interview met Jan Hendrik van den Berg), Reformatorisch Dagblad 6 juni 2004 (beschikbaar via digibron) (afkeer vd islam)
Koert van der Velde, We hebben onze principes prijsgegeven (interview met Jan Hendrik van den Berg), Trouw 11 sept 2001 (Iedereen moet christelijk zijn; We zijn ons als zotten aan het vertillen)
Andreas Kinneging, On True (and False) Conservatism (p.3-6);
Kai Weiss, A Sea of Trouble in Europe – interview met Ryszard Legutko (p.7-10);
Balász M. Mezei, The Migration Crisis & the Culture of Europe (p.11-18);
Darragh McDonagh, Choosing Our Battles (p.19)
Stefan Beig, The Weakness of the West – interview met Martin van Creveld (p.20-24);
Mark Dooley, Burke, Prophet of Peace (p.25-28);
François La Choüe, A Parable for the Fall of the West (p.29-32);
André P. DeBattista, The Brilliance of Aleksandr Solzhenitsyn (p.33-38);
Ryan T. Anderson, Natural Law, Social Justice & the Crisis of the West (p.39-43);
Carrie Gress, Krakow: The City that Remembers (p.45-50);
Filip Mazurczak, Communist Terror in Modern Film (p.51-56);
Ryszard Legutko, Miłowit Kuniński (1946–2018) (p.57-58).
J.L. Heldring, Lof van het conservatisme, in: Liberaal Reveil, 13 april 1974, p.15-16, opgenomen in: J.L. Heldring, Het verschil met anderen, Amsterdam: Van Oorschot 1975, p.125-133
H.W. von der Dunk, Conservatisme, Bussum: Unieboek b.v. 1976
Merijn Oudenampsen, Revolutionairen van deze tijd. Thierry Baudet en het Nederconservatisme, De Groene Amsterdammer, nr. 27 (3 juli 2019) – Oudenampsen schreef ook zijn proefschrift over de verlate aansluiting van conservatief-rechts in Nederland – de Fortuyn-revolte – bij de angelsaksische neoconservatieve revolutie, onder de titel: De conservatieve revolte
Dit is de eerste aflevering van een reeks beschouwingen die ik de komende weken op mijn website zal publiceren. De bronnen die ik vooraf heb verzameld en gelezen, publiceer ik gelijktijdig als elfde slotbijdrage. Navigatie tussen de bijdragen kan plaatsvinden met behulp van het navolgende overzicht. Dat kan uiteraard pas nadat de betreffende afleveringen zijn geplaatst en de hyperlinks onder “(link)” zijn aangebracht.
JHvdB – Jan Hendrik van den Berg: wegbereider van een radicaal conservatisme
JHvdB – Beknopte biografie van Jan Hendrik van den Berg (link)
JHvdB – Leermeester Rümke en de Utrechtse School (link)
JHvdB – Internationale contacten: Heidegger, Lacan, Bachelard (link)
JHvdB – Opkomst en ondergang van een echte schrijver (link)
JHvdB – Geestdrift en wetenschap: de betekenis van de roes (link)
JHvdB – Metabletica – een vorm van historische fenomenologie (link)
Jan Hendrik van den Berg. Foto: Wim van Vossen sr.
In 2019, op een zaterdag in juni, organiseerde Henk Jan Prosman – een PKN-predikant met radicaal-conservatieve opvattingen – een boekpresentatie en een debat in een voormalige synagoge in Gouda. Onderwerp van de bijeenkomst was: Het christendom en het einde van Europa. Voor het debat waren ook Bart Jan Spruyt, medeoprichter van de conservatieve Edmund Burke-stichting, en Thierry Baudet, oprichter en partijleider van Forum voor Democratie, uitgenodigd. Prosman presenteerde er zijn vertaling van een boek van Douglas Murray: Het opmerkelijke einde van Europa. Immigratie, identiteit en islam.
V.l.n.r.: Thierry Baudet, Bart Jan Spruyt en Henk Jan Prosman – Gouda. Copyright foto: Reformatorisch Dagblad
Deze kleine maar drukbezochte bijeenkomst was typerend voor het radicale conservatisme dat ruwweg sinds de Fortuyn-revolte het publieke debat in Nederland domineert: een besef dat de eigen beschaving teloorgaat, het idee dat de islam onverenigbaar is met Westerse waarden, de overtuiging dat er zoiets onwenselijks als ‘massa-immigratie’ plaatsvindt, een ambivalente houding jegens het christendom (mooie woorden zonder commitment), een utopische, bijna eschatologische voorstelling van het heil dat het conservatisme zal brengen, bittere afkeer van alles wat links-liberaal is (‘cultuurmarxisme’), verwerping van nauwere samenwerking binnen Europa, scepsis over multilaterale verbanden in de buitenlandse politiek, geestdrift voor een patriottisch nationalisme, bagatellisering van het vrijheidsbenemende streven van autoritaire regimes, een gerichtheid op de eigen blanke identiteit.
De Franse Revolutie vertegenwoordigt in deze sfeer de zondeval: Vrijheid is losbandigheid, Gelijkheid de grote boosdoener, Broederschap het kind van de rekening. De studentenopstand van 1968 toont de doorwerking van het kwaad dat in 1789 voet aan de grond kreeg.
Baudet had Spruyt in een ver verleden ooit ‘Johannes’ genoemd, een verwijzing naar Johannes de Doper, wegbereider van Jezus van Nazareth, de Messias. Tijdens dat symposium haalde Spruyt die Johannes-verwijzing aan, en hij stelde Baudet bijna dezelfde vraag die Johannes de Doper ooit aan Jezus had gesteld: “Ben jij Thierry, degene die komen zou, of verwachten wij een ander?” Spruyt vroeg zich af of Baudet de man was bij wie het conservatieve gedachtegoed van Bolkestein en Fortuyn in goede handen was en of hij er politiek resultaat mee zou boeken.
Baudets typering van Spruyt als heraut van het radicale conservatisme was niet helemaal uit de lucht gegrepen. Spruyt ijvert al vrij lang voor een herwaardering van het conservatieve gedachtegoed. Dit gedachtegoed krijgt in zijn handen vaak een revolutionaire strekking. De medeoprichter van de Burke-stichting was tevens betrokken bij de oprichting van de PVV, heeft een tijdlang als Wilders’ medewerker gefungeerd, maar raakte teleurgesteld in diens koers. Vervolgens vestigde hij zijn hoop op Baudet, in wie hij inmiddels ook wel teleurgesteld zal zijn. Who’s next?
Toch denk ik dat de echte heraut van deze radicaal-conservatieve ontwikkelingen niet Bart Jan Spruyt is. De ware wegbereider in Nederland lijkt me de metableticus, filosoof en zenuwarts Jan Hendrik van den Berg (1914-2012), auteur van een groot, leesbaar en in sommige opzichten interessant oeuvre, maar ook een auteur die wetenschappelijke dwaalwegen bewandelde, en in een later stadium van zijn ontwikkeling soms een bitter, racistisch, agressief en christelijk getoonzet conservatisme uitdroeg.
Van den Berg bleek in zijn nadagen ook een zekere waardering voor het optreden en de verschijning van Pim Fortuyn te hebben, een politicus immers die zich kleedde als een heer, die voornaam woonde, die de gave van het woord bezat, die graag poseerde als hoeder van vergeten waarden, de man ook die ons kwam verlossen van een doorgeslagen egaliteitsdenken.
Metabletica
Tegelijkertijd schuilt er iets merkwaardigs in het feit dat Van den Berg niet zag dat Pim Fortuyn eigenlijk een intellectuele ‘hooligan’ was – een woord dat Van den Berg graag gebruikte om daarmee moderne revolutionaire dwaallichten te typeren. Fortuyn was namelijk een man met een hedonistische en adolescente levensstijl, iemand die moeiteloos zwenkte van een marxistische naar een radicaal-conservatieve koers, iemand die niet schroomde om de betrekkelijk gematigde kabinetten-Kok de ‘puinhopen van Paars’ aan te wrijven, iemand die lachend over zijn darkroom-avonturen met Marokkaanse jongetjes vertelde. Dit raadsel zal later uitgebreider aan de orde zal komen, maar een tipje van de sluier kan al wel worden opgelicht: Van den Berg zwom ook zelf graag in tegen het tij, was eveneens een provocateur, was in zekere zin ook een hemelbestormer, iemand die zijn best deed om met zijn boeken heel te maken wat kapot dreigde te gaan.
Van den Berg was in de jaren vijftig en de vroege jaren zestig van de twintigste eeuw een schrijver van naam, een originele hoogleraar die boeken schreef die in veel talen vertaald werden. Zijn bekendste werk is Metabletica. Leer der veranderingen (1956), een vorm van historische fenomenologie. Daarop volgden een groot aantal ‘metabletische’ publicaties. Vakgenoten bekeken zijn groeiende reputatie van meet af aan met reserve of regelrechte vijandigheid.
Medische macht en medische ethiek
Van den Berg was weliswaar een heer van stand, een man van de wetenschap, maar hij ontpopte zich gaandeweg ook als een intellectuele rebel, een agressieve cultuurcriticus. Deze wending kwam op den duur zijn reputatie niet ten goede.
Van den Berg was de eerste die al heel vroeg openlijk voor euthanasie pleitte door middel van een kleine publicatie: Medische macht en medische ethiek (1969). Hij geloofde in de superioriteit van de cultuur die zich in Europa had ontwikkeld, en meende dat de raciale constitutie van andere volkeren hen minder geschikt maakte om dezelfde hoogten zelfstandig te bereiken. Hij meende ook dat de verwerping van de christelijke erfenis de mensen blind maakte voor de synchroniciteitsgedachte die hij vurig bepleitte, de gedachte dat er iets planmatigs schuilt in het samen optreden van ongelijksoortige gebeurtenissen, waardoor zich scharniermomenten in de menselijke geschiedenis openbaren. Hij betreurde de democratische ontwikkelingen aan de universiteiten en geloofde in een op gezag en talent gebaseerde hiërarchische ordening van instituties. En hij raakte bitter gestemd door de tegenwerking die hij ondervond, of meende te ondervinden.
Als onbekende Wikipedia-schrijver heb je soms meer invloed dan je zelf beseft. In 2008 (her)schreef ik onder het van Kurt Tucholsky geleende pseudoniem Theobald Tiger delen van het Wikipedia-artikel Jan Hendrik van den Berg. Ik typeerde daarin Van den Bergs metabletische geschriften als volgt:
“De kern van zijn leer is dat gelijktijdig optredende ongelijksoortige verschijnselen, in samenhang beschouwd, licht kunnen werpen op het menselijk bestaan en de geschiedenis.”
Deze zin is letterlijk overgenomen op een gedenkplaat die op 12 juni 2014 werd aangebracht bij het drinkwaterpompstation in het Nieuwe Plantsoen aan de Ceintuurbaan te Deventer ter gelegenheid van het feit dat Van den Berg op 11 juni 1914 geboren was.
(Hier voeg ik het grootste deel van de bettreffende zin aan het Wikipedia-artikel toe. En hier voeg ik er ten slotte nog de bepaling ‘in samenhang beschouwd’ aan toe.)
Op deze website hoop ik de komende weken zo nu en dan een bijdrage te plaatsen over deze zo interessante, maar bijna geheel vergeten schrijver, over zijn ontwikkelingsgang, denkbeelden en ontsporingen, in de hoop wat meer licht te werpen op het radicaal-conservatieve verschijnsel dat overal om ons heen in wisselende gedaanten en intensiteiten zichtbaar is.
Daarbij zal ik proberen ook enige aandacht te schenken aan de paradoxen van het huidige conservatisme, overigens zonder de pretentie te voeren daarmee iets nieuws te zeggen. Mijn bronnen verantwoord ik in de slotbijdrage. Die bronnen heb ik uiteraard vooraf verzameld en gelezen. Ik publiceer ze daarom gelijktijdig met deze introductie op mijn website.