Kaketoe
Een schertsvers
Oote, oote, oote boe,
sprak de geelkuifkaketoe.
Niemand die de dichter kent,
want de dichter is een koe.
Toen het spartelend serpent
in haar bedje werd verwend,
zei de dichter zomaar ‘boe’
zonder zuinig sentiment.
Maar de steile kariboe
wordt het grazen nimmer moe.
Dichtend hurkt hij op zijn krent,
schrijvend naar de lezer toe.
Meestal is hij indolent
(Pierre Bourdieu is hem bekend).
Toen vervloekte hij zijn moe;
iedereen was hoogst content.
Driemaal ‘oote’ gaf hij toe,
wordt de lezer misschien moe.
‘Tiefsinn’ is dan wel absent,
Maar toch niet de kaketoe!
(Eigen werk)