Over de uitleg van grap en gedicht
De uitleg van een grap is nooit grappig. Uitleg is voor mijn gevoel meestal ook strijdig met de geest van de grap. De grap blust het vuur van de twist, toont dat het sop de kool niet waard is, ontgrendelt onze gefixeerde blik, stookt een vreugdevuur van onze domheid; de grap relativeert, zegt men dan.
Ons twistmotief wordt door de grap bespot, en ook de gerichtheid van ons streven blijkt verdacht – de grappenmaker vergist zich zelden. De grap gelooft niet in de mogelijkheid dat twistzoekers, zwaarwichtige praters, radicale geesten, dwaallichten op dit moment voor rede of kritiek vatbaar zijn.
De grap gelooft ook niet dat de soep zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend. Deze eigenschap van de grap wekt soms abusievelijk de indruk dat de grappenmaker ‘positief’ in het leven staat, dat hij sombere uitkomsten, gruwelijke gevolgen, akelige verminkingen, massamoord, allerhande ellende onwaarschijnlijk acht.
Niets is minder waar. De meeste grappenmakers zijn – net als de meeste dichters – innig vertrouwd met wanhoop.
De rede is voor ons allemaal meestal heel ver weg, het is onduidelijk of de rede van binnen of van buiten komt, kritiek wordt als ondraaglijk beleefd of als een anomalie beschouwd, en het is zelfs niet helemaal zeker of de mens überhaupt een redelijk wezen is. Denkt u echt dat de mens over zelfkritiek beschikt? Ik doe manhaftig mijn best het te geloven.
Overigens vind ik het wel zeer aanbevelenswaardig om naar redelijkheid te streven, hoe moeilijk het misschien ook is.
Uitleg van de grap is niet een voortzetting, maar wel een terugkeer naar het belachelijk gemaakte streven, de radicaliteit, de twist, het gedram, de geketende blik.
Gedichten en grappen hebben deze belangrijke overeenkomst: ze hebben allebei een transcendent doel en uitleg is dodelijk.
De middelen zijn geheel verschillend, maar gedicht en grap proberen ons te bevrijden van onze gefixeerde blik, onze verbetenheid, ons vanzelfsprekendheidsgevoel, het gevoel dat we terecht boos zijn, het gevoel dat onze goede bedoelingen boven elke kritiek verheven zijn, het gevoel dat we heus alles al wel eens eerder hebben gezien.
Ongecorrigeerde zelfvoldaanheid jaagt ons in galop voort naar onze ondergang. En wie wil dat nou?
Ik doe altijd erg mijn best op m’n poëzievertalingen, en al geef ik soms wel wat summiere toelichting – meestal over zaken die aanvankelijk voor mijzelf een struikelblok vormden – met interpretatie blijf ik toch heel terughoudend.
Overigens staat elk gedicht gewoon op papier. Het ontstaat volgens mij niet alleen in het hoofd van de lezer. Als dat laatste alleen-zaligmakend zou zijn, was het onmogelijk om vertalingen kwalitatief met elkaar te vergelijken.
Dichters hebben wel degelijk iets te zeggen, en ik vind het de moeite waard om te achterhalen wat dat is. Het is daarom dat ik vertaal.
Als u deze tekst een beetje belachelijk vindt, kan ik u geen ongelijk geven.