
William Shakespeare heeft, naast toneel in verzen, ook 154 sonnetten geschreven. De sonnetvorm bij Shakespeare wijkt enigszins af van het Italiaanse sonnet dat door Petrarca is vervolmaakt. Het Shakespeareaanse sonnet telt drie kwatrijnen en een afsluitend distichon. De wending, cesuur of volta bevindt zich niet na het tweede kwatrijn – zoals bij Petrarca – maar tussen de drie kwatrijnen en de afsluitende slotregels.
Dit gedicht behoeft weinig toelichting. De dichter roept in herinnering alle verdriet die het leven voor hem in petto had, hij herbeleeft dit verdriet en ‘betaalt’ daarom dubbel voor alle verlies dat hem is overkomen. Maar in de slotregel blijken alle tekorten verdampt als hij denkt aan zijn ‘dear friend’ – de eerste keer dat deze aanhef wordt gebruikt in de sonnetten.
Het gedicht is geschreven in jambische pentameters – elke regel bevat vijf metrische eenheden die kunnen weergegeven worden met ‘pom-póm’, en heeft dus tien lettergrepen, want alle regels hebben staand of mannelijk (eenlettergrepig) rijm. In vertaling heb ik er soms twee lettergrepen bijgesmokkeld, maar ik heb wel het mannelijk rijm zo goed mogelijk gehandhaafd.
Vertaling:
Sonnet 30
Als ik aan stil gepeins mij overgeef,
Trekt al wat niet meer is, aan mij voorbij.
Van wat ik zocht, is er haast niets dat bleef;
Met oud geklaag mors ik mijn dure tijd.Dan pleng ik soms – ik huil niet snel – een traan
Om vrienden die voorgoed verdwenen in de nacht,
Geef aan vergane liefdeswee opnieuw ruim baan,
En treur om wat teloor ging aan genoten pracht.Dan ben ik droef om droefheid van destijds,
Noteer dan nauwgezet van al wat is verwoest,
Of wat ik vreesde, het saldo aan verdriet en spijt,
Waarmee ik het opnieuw, opnieuw betalen moest.Maar als ik denk aan jou, mijn lieve vriend,
Wijkt elk verdriet, is het tekort reeds terugverdiend.
Origineel:
Sonnet XXX
When to the sessions of sweet silent thought
I summon up remembrance of things past,
I sigh the lack of many a thing I sought,
And with old woes new wail my dear time’s waste.Then can I drown an eye unused to flow
For precious friends hid in death’s dateless night,
And weep afresh love’s long-since-cancelled woe,
And moan th’expense of many a vanished sight.Then can I grieve at grievances foregone,
And heavily from woe to woe tell o’er
The sad account of fore-bemoanèd moan,
Which I new pay as if not paid before.But if the while I think on thee, dear friend,
All losses are restored, and sorrows end.
Dit prachtige melancholieke (op de laatste regel na trage) klinkdicht staat op een zijgevel aan het Rapenburg in Leiden tegenover het Universiteitsgebouw. Op de bijbehorende website staat mijn (steeds vijfvoetige) vertaling die als volgt gaat:
Daag ik ter zitting van gemijmer zoet
De herinnering aan zaken lang vergaan,
Dan zucht ik diep om wat ik missen moet,
En lijd nieuw leed om oude tijd verdaan.
Dan laat ik graag een traan (die niet gauw vloeit)
Om vrienden in hun doodnacht zonder tijd,
Beween weer liefde mij al lang ontgroeid,
En treur om schuld door veel vergetelheid.
Dan klaag ik graag om een belegen klacht,
En tel bedrukt weer neer, van leed tot leed,
De droeve som van wat oud onheil bracht,
Die ’k kwijt alsof ik die niet eerder kweet.
Maar denk ik dan aan jou, mijn liefste vriend,
Zijn tranen weg, verliezen terugverdiend.
Deze vertaling staat ook in Cornelis W. Schoneveld, Bestorm mijn hart, Rainbow Essentials, Amsterdam, 2008, p.53.
LikeLike
Prachtig! Het slotrijm is bij ons identiek. Ik wist het niet, al heb ik acht jaar in Leiden gewerkt op de UB. Jouw openingsregel zou ik hebben afgekeurd omdat ik die moeizaam vind. De tweede regel van het tweede kwatrijn botst ook met mijn versgehoor. Maar verder mooi!
LikeLike