
Petrarca (Wikimedia Commons)
Een tweede poging:
Zefier keert terug en voert het geurend kruid,
De bloemen, de warmte – zijn nazaten – mee,
Prokne die kwettert, Filomeel die huilt,
Een nieuwe lente maakt in vermiljoen entree.De hemel licht op, en de akker juicht,
Jupiter ziet naar zijn dochter, tevree;
En niet langer houdt de liefde zich schuil,
Alles verzoent zich: de elementen, het vee.Maar, ach, voor mij keren slechts de benarde
zuchten weer, die zij ontlokte aan de kwartieren
van het hart, welks sleutels de hemel bewaarde:En de vogelzang, de bloemen die welig tieren,
De lieve vrouwen en hun goede daden,
Zijn rimboe voor mij, vol woeste en snode dieren.