Zefier keert terug – Petrarca (1)

Testa_di_Francesco_Petrarca_di_profilo (1)

Petrarca en profil (Wikimedia Commons)

De oudste en zuiverste sonnetvorm is het Italiaanse sonnet, dat ook wel Petrarca-sonnet wordt genoemd. Het Italiaanse sonnet bestaat uit veertien regels, twee kwatrijnen (strofen van vier regels), en twee terzinen  (strofen van drie regels). De twee kwatrijnen heten samen het octet; de twee terzinen heten samen het sextet. Tussen het octet en het sextet bevindt zich een wending (ook wel volta of chute genoemd), wat betekent dat de dichter het na de achtste regel opeens over een andere boeg gooit: hij/zij wisselt van perspectief, brengt een tegenstelling aan, trekt conclusies uit de voorafgaande sfeerimpressie, of doet na die achtste regel anderszins iets verrassends.

Het rijmschema is streng. In de meest strikte vorm komen er maar vier rijmklanken voor in een Italiaans sonnet: twee in het octet (abba abba) en twee in het sextet (cdc dcd). Het rijmschema in het onderhavige sonnet is hierop een even strenge variant: abab abab cdc dcd.

Petrarca en Laura te Avignon - Josef_Manes_Laura

Petrarca en Laura te Avignon (Wikimedia Commons)

Het metrum is vaak een jambische vijfvoet: tien of elf lettergrepen met een afwisseling van onbeklemtoonde en beklemtoonde lettergrepen, beginnend met een onbeklemtoonde lettergreep. Er zijn tien lettergrepen als de regel eindigt op een staand of mannelijk rijm (stoep/poep) en elf lettergrepen als de regel eindigt op een vrouwelijk of slepend rijm (billen/gillen). Op de plek waar je een beklemtoonde lettergreep verwacht (heffing) mag ook een onbeklemtoonde staan. (Andersom – een beklemtoonde lettergreep waar je een onbeklemtoonde verwacht – mag ook wel, maar alleen als daarmee een bepaald effect wordt beoogd.) Een voorbeeld van een gewone jambische vijfvoet is:

Ik gíng naar Bómmel om de brúg te zien.

(om en zien staan op de plaats van een beklemtoonde lettergreep of heffing, maar je leest ze zonder nadruk.)

De sonnetten van Shakespeare zijn heel anders; ze voldoen niet aan bovengenoemde vormkenmerken. Het zijn eigenlijk drie kwatrijnen die worden afgesloten met twee rijmende regels. De drie kwatrijnen kennen soms wel een wending na het tweede kwatrijn, maar vaak ook niet; er wordt dan toegewerkt naar een soort climax. De rijmende slotregels zorgen voor een pointe. Er zijn bij Shakespeare meestal twee rijmklanken per kwatrijn, en elk kwatrijn heeft een eigen paar rijmklanken.

Een beroemd gedicht van Francesco Petrarca dat ook verschillende keren op muziek is gezet, onder anderen door Claudio Monteverdi, is Zefiro Torna:

Zefiro torna, e ‘l bel tempo rimena,
e i fiori e l’erbe, sua dolce famiglia,
et garrir Progne et pianger Filomena,
le primavera candida e vermiglia.

Ridono i prati, e ‘l ciel si rasserena;
Giove s’allegra di mirar sua figlia;
l’aria e l’acqua e la terra è d’amor piena;
ogni animal d’amar si riconsiglia.

Ma per me, lasso, tornano i più gravi
sospiri, che del cor profondo tragge
quella ch’al ciel se ne portò le chiavi;

e cantar augelletti, e fiorir piagge,
e’n belle donne oneste atti soavi
sono un deserto, e fere aspre e selvaggie.

Een paar opmerkingen vooraf:

  1. Zefiro = Zephyros, is in de Griekse mythologie de personificatie van de westenwind. Hij wordt in het Nederlands ook wel Zefier genoemd.
  2. Progne en Filomena (Prokne/Procne en Philomela) zijn dochters van de Atheense koning Pandion I: Prokne verandert in een zwaluw, en Philomela (in het Nederlands ook Filomeel) verandert in een nachtegaal.
  3. De wending is dat in de beide kwatrijnen eerst de westenwind wordt opgevoerd die het voorjaar brengt met alle aangenaamheid en zoetheid die daar bij hoort, maar dat deze lieflijkheid in de beide terzinen met het grote leed van de dichter wordt gecontrasteerd, die – helaas – zijn geliefde (Laura, i.c. Petrarca’s muze) moet missen, omdat zij er niet meer is (zij heeft immers de sleutels van zijn hart aan de hemel toevertrouwd).

In mijn vertaling heb ik niet een jambische vijfvoet, maar een jambische zesvoet toegepast, die bovendien – je zult dat bij het voorlezen wel merken – een ritmische tweedeling kent: er is een soort breuk in het midden. Een dergelijk metrum wordt een alexandrijn genoemd. Alexandrijnen vind je bijvoorbeeld ook in de sonnetten van P.C. Hooft. Ten opzichte van een strikte jambische zesvoet, heeft de alexandrijn wel eens een extra onbeklemtoonde lettergreep in het midden, bij de breuk.

De alexandrijn in mijn vertaling is vrij onregelmatig. Ook openen verschillende regels die wel jambisch (eerst onbeklemtoond en dan beklemtoond) eindigen, met een trochee (eerst beklemtoond en dan onbeklemtoond). Het geheel is wel ritmisch voor te lezen.

Hij, Zefier, is terug, en voert het zachte weer,
De bloemen, kruiden – zoete bloedverwanten – mede,
Prokne die kwettert, Filomeel die klaaglijk kwinkeleert,
De ongerepte lente, vermiljoen en teder.

De velden juichen, en de hemel lumineert:
Jupiter staart naar zijn dochter, innig tevreden;
Aarde, water en lucht, ze zijn in liefde geëerd;
De schepping verzoent zich, in toegenegen vrede.

Maar, ach, voor mij slechts de weerkerende benauwde
zuchten, die zij ontlokte aan de zwartste kwartieren
van het hart, welks sleutels zij de hemel toevertrouwde:

En de vogelzang, de bloemen die welig tieren,
De deugdzame daden der allerliefste vrouwen,
Zijn mij slechts wildernis, vol woeste en gekwelde dieren.

 

Ik heb het voornemen om hetzelfde gedicht nog eens te vertalen, maar dan met een strikt toegepaste jambische vijfvoet als metrum.

Mijn gebrekkige beheersing van het Italiaans heb ik mede aangevuld met wat de vertaling van Antony S. Kline mij over de betekenissen leerde.

Plaats een reactie