Tagarchief: Pilgrimages

Bedevaartstochten – R.S. Thomas

Thomas was een enigszins zonderlinge, eenzelvige figuur, een groot liefhebber van het vaak desolate Welshe landschap, een vogelkenner, vaak in verzet tegen een tijdgeest die meer waarde hechtte aan materiële luxe en lichamelijk genot dan aan de geestelijke zaken waar het – in zijn visie – werkelijk om ging. John Betjeman en Kingsley Amis waren bewonderaars. Seamus Heaney hield in 2001 een herdenkingsrede in Westminster Abbey (vertaling via de link beschikbaar).

Ronald Stuart Thomas (1913-2000) was een Welshe dichter die (meestal) in het Engels schreef. Hij was een anglicaans priester die getrouwd was met de subtiele schilderes Mildred Eldridge (1909-1991).

Een aardig artikel over Thomas’ leven en werk is van de hand van Theodore DalrympleA Man Out of Time.

Hij schreef veel religieuze poëzie. Volgens Christopher Morgan, de schrijver van R.S.Thomas: Identity, Environment, Deity (Manchester University Press, 2003, p.150-151; het boek is via de link online beschikbaar), maakte Thomas een ontwikkeling door van een mythische, deïstische religiositeit naar een houding die in de theologie wel wordt aangeduid met het begrip via negativa – de weg van de ontkenning. Dit is een spirituele houding waarin de relatie met een alomtegenwoordige God die de grond van ons bestaan is (in tegenstelling tot een veraf zijnde Schepper-God), wordt gevonden door zich te concentreren op afwezigheid en gemis.

In dit gedicht maakt Thomas zich op voor een ontmoeting met God, een ontmoeting die uit lijkt te blijven, maar paradoxalerwijs toch plaats lijkt te vinden. De setting is vertrouwd: een verlaten eiland, de zee, een door de tijd getekend kerkje. Andere mensen van wie hij zich vervreemd voelt. Een intense stilte, eenzaamheid, twijfel, twijfelend geloof.

Het is een ongebonden vers, voortgestuwd door enjambementen, zinnen die over de versregels heenlopen. Van groot belang is hier het ritme van de zinnen.

Het eiland is Bardsey Island (Welsh: Ynys Enlli), het eindstation van de North Wales Pilgrim’s Way, een eiland dat R.S. Thomas kon zien liggen als hij uitkeek over zee.

Het gedicht is gepubliceerd in de bundel Between Here and Now (1981).

Vertaling:

Voordracht van de vertaling

Bedevaartstochten

Er is een eiland waar je niet naar toe
kunt, alleen met een bootje zoals
vroeger de heiligen, gaande de gang
langs de doodsbange koppen van
hen die reeds lang zijn verdronken, kauwend
op het gruis van zijn stranden. Zo ging
ik de zoutweg op naar het gebouw
met het stenen altaar en de gedoofde
kaarsen, en ik knielde en hief mijn blik
op naar de woedende waterspuwer,
een uiltje dat lijkt op een gekrompen en
wrokkig geworden god. Geen gestalte
is meer te zien in het glas-in-lood
van de hemel. Ben ik te laat?
Waren ze ook te laat, deze
eerste pelgrims? Hij is zo’n snelle
God, ons altijd vooruit, en
steeds weggaand als we komen.
Er zijn er hier ook die
niet gekomen zijn om te bidden, wier
dagelijkse eredienst de eeuwige zee is.
Ze luisteren niet naar gezangen
maar naar de trage chemie van de bodem
die heiligenbeenderen tot stof maakt,
stof die kriebelt in de neusgaten.

Op dit eiland is alles tijdloos.
De slingerbeweging van het tij
kent geen klok: wat gebeurt
heeft dag noch uur. Deze mensen zijn niet
vroeg of laat: ze zijn hier slechts
om die ene vraag te stellen
die het leven beantwoordt door
zich in hen te roeren. Degene die de
vraag stelt ben ik. Was mijn bedevaart
misschien om te komen tot
mezelf, om te beseffen dat op zulke
momenten en voor iemand als ik
God zich nooit klaar en helder
buiten vertoont, maar veeleer duister en
onbegrijpelijk – alsof hij hierbinnen was?

Origineel:

Pilgrimages

There is an island there is no going
to but in a small boat the way
the saints went, travelling the gallery
of the frightened faces of
the long-drowned, munching the gravel
of its beaches. So I have gone
up the salt lane to the building
with the stone altar and the candles
gone out, and kneeled and lifted
my eyes to the furious gargoyle
of the owl that is like a god
gone small and resentful. There
is no body in the stained window
of the sky now. Am I too late?
Were they too late also, those
first pilgrims? He is such a fast
God, always before us and
leaving as we arrive.
There are those here
not given to prayer, whose office
is the blank sea that they say daily.
What they listen to is not
hymns but the slow chemistry of the soil
that turns saints’ bones to dust,
dust to an irritant of the nostril.

There is no time on this island.
The swinging pendulum of the tide
has no clock: the events
are dateless. These people are not
late or soon: they are just
here with only the one question
to ask, which life answers
by being in them. It is I
who ask. Was the pilgrimage
I made to come to my own
self, to learn that in times
like these and for one like me
God will never be plain and
out there, but dark rather and
inexplicable, as though he were in here
?