Tagarchief: Mijn kleren uitdoen

Mijn kleren uitdoen – Carolyn Forché

Carolyn Forché (1950-) is een Amerikaanse dichter en vertaler met een bijzondere, soms aangrijpende, toon. Ze is daarnaast iemand die een voorvechter is van mensenrechten en humaniteit in een wereld waarin die zaken ontbreken. Ze heeft veel gereisd, en ze heeft gewoond en gewerkt in El Salvador en Zuid-Afrika. Ze heeft daarnaast als docent aan diverse universiteiten gewerkt. Ze is getrouwd met de fotograaf Harry Matteson.

Hier kunt u kennismaken met Carolyn Forché die door collega-dichter Christian Wiman in de gelegenheid werd gesteld iets te vertellen over haar poëzie, haar opvattingen over dichterschap, haar levensvisie en haar inspiratie.

Carolyn Forché beschouwt zichzelf niet als een confessional poet, iemand die het vaak over zichzelf heeft en die intieme zaken over haar innerlijk leven openbaart. Alles wat een mens overkomt laat een merkteken achter op je geest, en de verwerking daarvan, de verandering van je persoonlijkheid die daarvan onvermijdelijk het gevolg is, probeert ze vast te leggen in haar gedichten.

Toch is het hier vertaalde gedicht een intiem gedicht: het gaat over het lichaam, over seksualiteit, over de mogelijkheid om elkaar te naderen, de schroom waarmee dat gepaard gaat, en de vraag in hoeverre hoe je de ander, met wie je intiem was, werkelijk kent.

Het gedicht is opgenomen in de bundel Gathering the Tribes, Yale University Press (1976).

Het gedicht is rijk aan beeldspraak, en heeft een ingehouden, intieme toon en een prachtig ritme, maar er zijn niet veel formele vormkenmerken. Veel zelfstandige naamworden zijn kort, en ze klinken ook lapidair, alsof ze zijn uitgehakt in steen. Er is een duidelijk contrast tussen het pijnlijke wegschrappen van beenhaar, het gehakte esdoornhout, de harde muur van de man enerzijds, en de delicate intimiteit anderzijds. De beeldspraak van de muur verwijst ook naar de moeilijkheid, de onmogelijkheid misschien wel, om elkaar te bereiken, ook in het moment van lichamelijke eenwording.

Een ander belangrijk contrast in dit gedicht – die zijn apotheose vindt in de beeldspraak van de sneeuw – is die tussen de witheid van de huid en de donkerheid van de ogen, de steenkoolbekkens tegen de heuvel in maanlicht, de kleur van de haren.

De liegende handen in de slotregel – althans zo vat ik die op – verwijzen naar de alledaagse gedragingen van de handen die ’s nachts nog tot liefderijke streling in staat bleken.

Veel nadere toelichting heeft het gedicht verder, denk ik, niet nodig.

Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling:

Mijn kleren uitdoen

Ik trek mijn hemd uit, je ziet het.
Ik schoor het haar weg onder mijn armen.
Ik rol m’n pijpen op, schrap het beenhaar
weg met een mesje, terwijl ik wit word.

Mijn haar heeft de kleur van gehakte esdoorn.
Mijn ogen zijn donker als gekookte bonen uit het zuiden.
(Steenkoolbekkens in de maan tegen ruige heuvels)

Met een huid die gepolijst is als een Ming-schaal
waarop je de bloedkerven, de leeftijd ziet, heb ik talloze
namen voor de sneeuw, voor wat er is, allemaal gedempt.

‘s Nachts kom ik bij je en het is alsof ik mij schaam
mijn diepste sidderingen te verdoen op de muur van een man.

Hoewel je de vreemdeling herkent,
meent dat je de vernietiging bent ontkomen,
kun je deze nacht niet verklaren, mijn gelaat, jouw herinnering.

Wil je weten wat ik weet?
Jouw eigen handen zijn bezig te liegen.

Origineel:

Taking Off My Clothes

I take off my shirt, I show you.
I shaved the hair out under my arms.
I roll up my pants, I scraped off the hair
on my legs with a knife, getting white.

My hair is the color of chopped maples.
My eyes dark as beans cooked in the south.
(Coal fields in the moon on torn-up hills)

Skin polished as a Ming bowl
showing its blood cracks, its age, I have hundreds
of names for the snow, for this, all of them quiet.

In the night I come to you and it seems a shame
to waste my deepest shudders on a wall of a man.

You recognize strangers,
think you lived through destruction.
You can’t explain this night, my face, your memory.

You want to know what I know?
Your own hands are lying.