Maandelijks archief: februari 2025

Nietzsches ogenblik – Victor Kal – deel 1

Victor Kal – foto: Dick Vos

Ten geleide
Dit is een beschouwing over het onlangs verschenen boek van Victor Kal: Nietzsches ogenblik, Amsterdam: Prometheus 2025.

Net als Victor Kal en Maarten ’t Hart ben ik van gereformeerde afkomst. En net als Kal en ’t Hart heb ik met die afkomst geworsteld. Dat is allemaal niet erg bijzonder – binnen de Nederlandse letteren wemelt het immers van de geloofsafvalligen die van hun geloofsafval – meestal in een bittere toonsoort en borrelend van de verwijten – verslag hebben gedaan.

Ik ben nooit een geloofsafvallige geweest. Mijn particuliere levensproject was om mijn religiositeit te redden uit wat ik beschouwde als de failliete boedel van het gereformeerdendom. Veel van mijn vrijgemaakt-gereformeerde studiegenoten hebben het geloof verlaten, en ze zijn het oude geloof gaan haten met een diepe haat. Ik heb wel pogingen gedaan om diezelfde weg te bewandelen, maar het is me niet gelukt.

Maarten ’t Hart is welbekend als een militante atheïst, iemand die grimmig en definitief afscheid heeft genomen van het gereformeerdendom. En ik begrijp ook wel dat hij dat heeft gedaan – de wereld waarin hij geacht werd te aarden was om veel redenen, niet in de laatste plaats ook artistieke redenen, volstrekt onaanvaardbaar.

Toch is het bijna onmogelijk om ‘t Hart niet ook als een religieus persoon te zien: hij was een man van diepe verliefdheden, iemand die de grootste euforie beleeft als hij in een koude kerk op een kerkorgel Bachs Passacaglia speelt (ik weet niet of hij dat stuk ooit gespeeld heeft, maar u begrijpt wat ik bedoel), die prachtig over zijn natuurontroeringen en menselijke verlangens schrijft.

Uiteraard bedoel ik met deze opmerkingen niet om hem via een omweg te kerstenen. In een interview noemde zijn vrouw hem ooit “een monument van verstarring”, en dat is – als het waar is (wat ik aanneem) – in ieder geval in strijd met wat Kal onder religiositeit verstaat. Laat hem maar zijn wie hij is.

Kal is na een zoektocht joods geworden.

Het aantal dichters aan wie ik moet denken als ik aan Nietzsches ogenblik denk, is bijna niet te tellen, maar er zijn – naast Maarten ’t Hart – twee romanschrijvers aan wie ik moet denken als ik aan Kals boek denk: Hella Haasse en Knut Hamsun.

Hella Haasse schreef het boekenweekgeschenk In transit – over een jong meisje dat zoekt naar een toekomst, die niet wilde worden bepaald door haar afkomst, die droomde van bijzondere dingen, die dapper haar eigen weg ging, ook al kreeg ze niet van alles en iedereen onmiddellijk applaus.

Knut Hamsun schreef Mysteriën – de beschrijving van een geheimzinnige en geïnspireerde man, een man die onvoorspelbaar was en zeer bijzondere dingen deed, die vrijwel uitsluitend onbegrip ontmoette, zich daardoor nooit uit het veld liet slaan, al eindigt het boek in een orgie van wanhoop.

Haasse was een verstandige vrouw met een bezonken oordeel, Hamsun heeft Hitler in de lucht gestoken, maar beide boeken gaan over betovering – het hoofdonderwerp van het boek van Victor Kal: Nietzsches ogenblik.

Mijn particuliere levensproject heeft enige gelijkenis met wat Nietzsche al zo veel eerder en zo veel beter heeft gedaan.

Over het werk van Victor Kal
Victor Kal, de auteur van het boek, is emeritus docent filosofie van de Universiteit van Amsterdam. Ter introductie van Kal, verwijs ik naar een stukje dat ik al eerder op deze website schreef (nog voor zijn pensioen).

In 2020 verscheen van Victor Kal De list van Spinoza – een poging om Spinoza te redden uit de handen van zijn seculier-devote bewonderaars. Het boek laat zien dat Spinoza in wezen vijandig stond tegen de moderne vrijheidsgedachte. Kal schreef in een artikel in De Vrijdagavond, online joods magazine (2023):

“[Spinoza’s Theologisch-politiek traktaat] levert een scherpe analyse van een fenomeen dat heden overal in de wereld aan de orde van de dag is. Dat fenomeen is de politieke entrepreneur die de religie inzet met het oog op een politiek doel.”

Toen De list van Spinoza verscheen, heb ik een tiental beschouwingen over Kals werk – link naar het eerste deel – op mijn website gepubliceerd. Ik heb bovendien een recensie gepubliceerd in Sophie, het tijdschrift voor reformatorische wijsbegeerte, zie hier.

In 2023 publiceerde Victor Kal Poetins filosoof, een beschouwing over het denken van de Russische denker en activist Alexander Doegin. Een beknopte beschouwing over Kals Doegin-boek kunt u ook op mijn website vinden.

In de lijst met geraadpleegde literatuur, vindt u daarnaast nog een paar interessante artikelen over deelonderwerpen.

Polemiek
Nietzsches ogenblik is polemisch in een paar opzichten: allereerst geeft het een interpretatie van Nietzsches denken die niet algemeen is, een interpretatie die je zelden of nooit aantreft bij Nietzsche-geleerden: het is een poging om Nietzsches denken te duiden als de filosofische kern van onze moderniteit: het belang van betovering, ernst en aandacht die echte creativiteit en vernieuwing mogelijk maakt. En ten tweede is het een polemiek met een seculiere cultuur die religie op grote schaal en meestal grondig misverstaat. Kal beschouwt Nietzsche als ten diepste religieus.

Dat het boek polemisch is, betekent overigens niet dat de toon schril is, of dat Kal met de hamer filosofeert. Hij schuwt de provocatie niet, maar hij doet het beheerst. Hij blijft kalm, en hij lijkt een groot vertrouwen te hebben dat uiteindelijk een rustige en scherpe uiteenzetting het pleit zal winnen. In het Nederlands Dagblad vertelde Kal onlangs dat hij geen bevrediging vond in het ‘rationalisme’ binnen zijn filosofie-studie. Dat zal waar zijn, maar aan zijn redelijkheid en beschaving hoeft niemand te twijfelen.

Wijdverbreid is de gedachte dat Nietzsche antireligieus, destructief en reactionair is. Kal verdedigt de stelling dat Nietzsche religieus, constructief en emancipatoir is. (Kal, p.9)

Kal wil de religie – die vaak wordt ingezet voor patriarchale en autoritaire doeleinden – redden uit de handen van de fundamentalisten en de volksmenners.

“Onder verwijzing naar Nietzsche kun je niet alleen laten zien dat de religie emancipatoir moet zijn, maar ook dat je haar nodig hebt om op een niet-regressieve manier uit het nihilisme te komen – dat nihilisme waar de burgerlijke samenleving al zo’n tweehonderd jaar van beticht wordt. Ziedaar misschien de essentie van mijn verhaal.” (p.9, nadruk Kal)

Met nihilisme bedoelt Kal dan een houding waarin de mens zich verschuilt achter een façade van correctheid, een houding waarin geen droom, geen durf, geen verlangen schuilt, geen mogelijkheid om af te wijken, geen energie om ooit iets nieuws te proberen.

Over Nietzsche zijn twee dingen algemeen bekend. ‘God is dood’, en ‘Aan goed en kwaad zijn we voorbij’.

Onder verwijzing naar Nietzsche verdedigt Kal twee contraire stellingen: ‘God heeft zijn beste tijd nog voor de boeg’, en ‘Wat goed en kwaad betreft staat de mensheid nog maar aan het begin’. (Kal, p.7)

Nietzsche schreef natuurlijk aforistisch, lyrisch, fragmentarisch. Toch is hij – volgens Kal – nooit in de war. Hij acht het daarom mogelijk om zijn denken samenhangend te presenteren.

Een paar kernbegrippen
Ik maak een paar opmerkingen over een aantal kernbegrippen van Victor Kal die behulpzaam kunnen zijn voor de beoordeling van de gedachtegang van Nietzsches ogenblik.

Voor Kal is het moderne vrijheidsbegrip belangrijk: geestelijk vrij zijn, geen slaaf zijn van een massabeweging, ondermaans bestel, materiële zaak of enige vorm van dwang.

Het gevoel of het besef van die vrijheid noemt Kal charme, betovering of openbaring, een geesteshouding die als kenmerken ook verwondering en verlangen heeft. Kal beschouwt deze geesteshouding als essentieel voor de moderniteit. Niet afkomst, traditie, patriarchaal bestel of ideologische dwang bepalen wat we belangrijk vinden en wat we doen – maar een aandachtige en ernstige openheid voor levensmogelijkheden die nog verborgen zijn. De betovering die van die ernstige aandacht het gevolg is, roept ook op tot verantwoordelijkheid.

Van belang is te beseffen dat deze vrijheid altijd het ‘nihilisme’ als open mogelijkheid heeft. Dit nihilisme zal er altijd zijn, het is onuitroeibaar wanneer je het vrijheidsbegrip introduceert.

Om dit vrijheidsbesef mogelijk te maken is een liberale democratie essentieel, omdat daarbinnen constitutioneel is vastgelegd dat er een vrije publieke ruimte moet zijn waarin deze betovering kan plaatsvinden – zonder overheidsinmenging – en waarin die betovering kan doorwerken in de levens van mensen. Ook kan die betovering daarin meegedeeld en uitgewerkt worden, of eventueel gecorrigeerd.

Deze oriëntatie op iets verborgens dat buiten ons ligt, acht Kal religieus. En godsdienstige riten zijn een voorbereidend handelen om die openheid, die ernst, die aandacht op te brengen teneinde die betovering te kunnen ondergaan.

Belangrijk is wel om te beseffen dat die betovering niet is voorbehouden aan mensen die zich met zoveel woorden godsdienstig of religieus noemen. Ook mensen die zichzelf agnostisch, niet-religieus of atheïstisch noemen kennen die betovering en kennen die vrijheid.

Deze vrijheid en betovering vormen – als gezegd – de kern van onze moderniteit, en ze zijn de (meestal onuitgesproken) vooronderstelling van onze liberale democratische rechtsstaten. Dat die constitutioneel geordende en gegarandeerde vrijheid momenteel wereldwijd onder grote druk staat behoeft voor Kal geen betoog, al wijdt hij er terloops wel woorden aan.

Hier vindt u de door mij geraadpleegde literatuur.

[Wordt vervolgd]

Nietzsches ogenblik – literatuuropgave – slot

Geraadpleegde literatuur

Woke – een hersenschim

Het begrip Woke komt je vaak tegen – je krijgt bijna de indruk dat het werkelijk iets betekent. Niemand weet precies wat, maar menigeen bekruipt het gevoel dat het iets heel, heel akeligs is.

Ik doe een tentatieve poging tot begripsbepaling. Woke is een min of meer samenhangende ideologie die anti-racistisch is, die klimaatpolitiek voorstaat, die beheerst wordt door ‘gender’, die vertrouwen heeft in een wetenschappelijk gefundeerde vaccinatiepolitiek, die streeft naar diversiteit, die internationale samenwerking wil bevorderen, die ontwikkelingshulp voorstaat, die een democratische rechtsstaat heel belangrijk vindt, die kosmopolitisch is georënteerd, die inclusiviteit een goede zaak vindt.

Het zwaarste verwijt dat woke-aanhangers gemaakt wordt, is dat ze ‘politiek-correct’ zijn, dat ze ‘een cancel-cultuur’ in het leven hebben geroepen, dat hun ‘liberale gezindheid’ twijfelachtig is.

Dat is een lange rij onderwerpen, en hun samenhang wordt bepaald door de gedachte dat het allemaal ‘linkse hobbies’ zijn. Quod – overigens – grotendeels non.

Zware verwijten

‘Politiek-correct’ – ‘Je bent het op schandalige wijze met mij oneens’. Dat hoeven we niet serieus te nemen. We concentreren ons op de zaak zelf.

‘Cancel-cultuur’ – zolang de overheid zich nergens mee bemoeit, is er weinig aan de hand. Als er misdrijven worden gepleegd kun je aangifte doen.

‘Liberale gezindheid’ – mij zijn geen ‘woke’-aanhangers bekend die actief autocratische, dictatoriale of totalitaire dingen nastreven. Ik ben nog nooit door een woke-aanhanger bedreigd, en niemand heeft me ooit met een koekenpan op de kop geslagen. Ze beïnvloeden evenmin verkiezingen in buitenlanden.

Overige verwijten

‘Contra racisme’ – het wil me maar niet te binnen schieten wat er voor racisme zou kunnen pleiten, en evenmin waarom we niet ruimhartig zouden willen erkennen dat onze bijdrage aan de slavenhandel een treurige dwaling was.

‘Pro klimaatpolitiek’ – vrijwel iedereen maakt zich zorgen over de opwarming van de aarde. Dat is al lang geen links of woke thema meer. Het is mogelijk dat de criteria in Nederland voor stikstofdepositie wat strenger zijn dan elders – so what, zou je zeggen.

‘Gender’ – dat lijkt me nog het sterkste argument tegen dat vermeende woke, al is het op geen stukken na voldoende om hier een tirannie te willen vestigen. ‘Geslacht’ vervangen door ‘gender’ in allerlei bureaucratische contexten, lijkt mij een bespottelijk idee. En geslachtsverandering is iets wat je alleen bij uitzondering zou moeten willen toestaan. Lui die de ene dag ‘hij’ genoemd willen worden, en de andere dag ‘zij’, of die ons willen dwingen om allerhande ongrammaticale dingen te gaan zeggen en schrijven, zou ik het liefste spitsroeden laten lopen. Bij wijze van spreken dan – niet in het echt.

‘Vaccinatiepolitiek’ – alsof er een serieus argument tegen vaccineren zou bestaan, alsof de gevoerde covid-politiek niet heel veel doden zou hebben voorkomen.

‘Diversiteit’ – natuurlijk gaan er dingen mis als je fouten uit het verleden wilt corrigeren, vanzelfsprekend zijn er tirannieke rotwijven, zoals er ook altijd miljoenen tirannieke klootzakkerige alfa-mannen geweest zijn. Die laatsten zijn er trouwens nog steeds in overvloed.

‘Internationale samenwerking’ – Het is een totale dwaling, op elk niveau van reflectie, om te doen alsof je alleen bent. Amerika was ooit de leidende partij in de Pax Americana, maar de huidige politiek om elke bondgenoot te schofferen, gaat niemand verder helpen, zeker ook Amerika niet. Een sterke Europese Unie is van cruciaal belang voor onze toekomst, wat je ook kunt zien aan de eendrachtige pogingen van Amerika, Rusland en China om Europa kapot te maken.

‘Ontwikkelingshulp’ – dat is een van de oudste ‘rechtse’ thema’s. Bolkestein vond het ook maar niks, en een van onze huidige ministers vond het zeer onlangs nodig om te zeggen dat er hulp wordt geboden, maar alleen als we er echt zelf belang bij hebben. Ik ben nog niet dood, maar anders zou ik me hebben omgedraaid in mijn graf.

‘Democratische rechtsstaat’ – het was oorspronkelijke een links thema, maar tegenwoordig wil autocratisch rechts referenda – het Oekraïne-referendum is een huiveringwekkend voorbeeld. Ze hebben geen idee waarover ze het hebben; ze weten niet wat een liberale democratische rechtsstaat inhoudt. Het is de manier om een tirannie te kunnen vestigen. De meeste mensen die voor woke worden uitgescholden zijn voorstander van een staat die gebonden is aan het recht, aan een stelsel waarin de rechten van minderheden zijn gegarandeerd.

Kosmopolitische gezindheid
Ik denk dat al die woke-haters het liefst zouden willen worden opgesloten met gelijkgezinde bleekgezichten in hun dorp.

‘Inclusiviteit’
Zoals ik graag zelf een plekje heb onder de zon, zo geldt dat ook voor ieder ander. Het is uiteraard waar dat op Amerikaanse universiteiten soms ernstige misstanden voorkomen. Een wereld zonder misstanden bestaat niet: je kunt er tegen strijden, je kunt ze proberen te corrigeren. Het belangrijkste is dat de overheid deze misstanden niet afdwingt.

Sorry voor het intrappen van al deze open deuren.

Boven en Beneden

Ten geleide
Dit stukje is ontstaan in mijn hoofd als een polemiek met Wim Berkelaar, een ex-gereformeerde historicus die veel heeft betekend voor de geschiedschrijving van de gereformeerden. Berkelaar heeft een afkeer van het stellige gereformeerde geloof, maar hij heeft wel vaak grote waardering voor de gereformeerde levensinstelling.

Hij heeft decennialang gewerkt bij HDC/VU, en ging onlangs met vervroegd pensioen. Hij treedt regelmatig op als recensent en commentator op radio en tv. Hij schrijft voor diverse landelijke dagbladen. Hij heeft ten slotte een eigen website waarin hij zijn artikelen over geschiedenis en literatuur publiceert.

Berkelaar heeft een grote hekel aan de waarheidsaanspraken van de godsdienst, en hij geselt daarom regelmatig het christendom. Hij geselt in nog heviger mate de islam. Hij maakt altijd – het zij tot zijn eer gezegd – een scherp onderscheid tussen de opvattingen die de mensen erop na houden en de mensen zelf.

Een uitspraak die Berkelaar soms aanhaalt is de uitspraak van Harry Kuitert die de aanleiding is van dit stuk: ‘Alle spreken over Boven komt van beneden’. Berkelaar beschouwt zichzelf als een epistemologisch nihilist. Hij haalt graag de volgende definitie van ‘Nihilisme’ aan (M.J. Koenen en J. Endepols, 1968): ‘Nihilisme: leer die de mogelijkheid om tot grondwaarheden inzake godsdienst, moraal, politiek enzovoorts te komen ontkent’.

Boven en Beneden

De kern van de godsdienst is dat er een Beneden is en een Boven, een aardse werkelijkheid en een goddelijke, en dat die twee iets met elkaar te maken hebben, dat er enige vorm van interactie is. Beneden looft, bidt, offert, dankt en viert; Boven openbaart zich, bestiert, toont zich in glorie en harmonie, roept ons, vermaant ons, verlost ons, wijst ons op onze verheven plicht.

Beneden en Boven mag je natuurlijk wel, maar hoef je niet letterlijk te nemen.

Ik schrijf beide woorden met een hoofdletter om duidelijk te maken dat het om geloofsvoorstellingen gaat. Spreken over een Beneden heeft alleen zin als je aanneemt dat er ook een Boven is. Zonder Boven geen Beneden.

Ik ben me er van bewust dat sommige denkers over religie God als immanent zien – God is een manier waarop Beneden aan ons verschijnt, of waarop we naar Beneden kunnen kijken. Er is ook veel gespot door astronauten en anderen over domme lieden die God op een Wolk zien zitten of die God in de Ruimte tegenkomen.

Maar voor het gemak van dit stukje – en ook omdat het beter bij mij past – ga ik uit van een transcendente God die zetelt in een Boven, die de schepper is van een Beneden, en dat er een goddelijke werkelijkheid is die verschilt van onze alledaagsheid. Maar deze goddelijke werkelijkheid staat wel met onze alledaagsheid in een ondoorgrondelijke betrekking.

Het drama van Nietzsche was de teloorgang van het Boven – en hij besefte als een van de eersten dat daarmee ons hele idee van Beneden grondig zou moeten worden herzien.

Poëzie is de kunst die in het Beneden glimpen opvangt van Boven, al bestaat er uiteraard ook een dichtkunst die geen Boven kent. Een dichtkunst die geen Boven kent, wordt gauw steriel: woordspelletjes, intelligente bedenksels, surrealistische decalcomanieën, gedoe met palindromen, egotistisch gedram.

Van de grote dichters van de afgelopen eeuw zijn er vrij veel religieus, zij het nooit orthodox – de lijst is lang: W.H. Auden, Czeslaw Milosz, Christian Wiman, Joseph Brodsky, Adam Zagajewski, T.S. Eliot, Martinus Nijhoff, R.S. Thomas, Geoffrey Hill, William Butler Yeats, Wallace Stevens, enz. Ze hadden allemaal een beeld van Boven en Beneden, al kon dat beeld uiteraard onderling sterk verschillen.

Het is niet verwonderlijk dat militante atheïsten zoals Rudy Kousbroek (1929-2010) een hekel aan poëzie hadden. Natuurlijk probeerden ze voor Ersatz te zorgen, en daarom schreven ze soms kindergedichtjes op de achterpagina van het NRC, maar ze hadden een gruwelijke hekel aan alle poëzie. Daar is ook speciaal het surrealisme voor uitgevonden. Bij Kousbroek zou je nog ressentiment kunnen vermoeden: hij kon het gewoon niet zo goed, en daarom kon hij niet meekomen met de Braak-dichters. Ook E. du Perron (1899-1940) was eigenlijk geen dichter, maar een rijmelaar.

Er zijn ook kunstenaars die glimpen menen op te vangen van Boven, maar die valse, weliswaar emotionerende, maar uiteindelijk steriele voorstellingen geven. Voorbeelden: Adriaan Roland Holst (1888-1976) en Arnold Böcklin (1827-1901).

Het hele idee van ‘vals’ en ‘waar’ (of waarachtig) vooronderstelt het idee van een Boven en Beneden. Als er een ‘echt’ bestaat, dan moet er ook een ‘niet-echt’ zijn, en iets wat ‘echt’ is moet duidelijk maken dat het ‘echt’ is, d.w.z. een merkteken van ‘echtheid’ hebben, kortom het moet een klein beetje lijken op iets van Boven. Authentiek en niet-authentiek, vals en waar, echt en niet-echt, goed en kwaad – ze komen voort uit, ze worden in spanning gehouden door een wereldbeeld dat een Boven en een Beneden kent.

Het denkbeeld dat de moraal geen godsdienstige oorsprong hoeft te hebben wordt door veel moderne denkers gedeeld. We leerden van Frans de Waal (1948-2024) dat ook Bonobo’s lief, zorgzaam en empathisch konden zijn. Erg overtuigen doet dat me niet. De natuur levert legio voorbeelden van wreedheid en bloeddorst, en zorgzaamheid voor de clanleden vind ik niet getuigen van een volwassen moraal. Je kunt heel goed betogen dat de christelijke moraal een afscheid betekent van het loyaliteitsdenken – de moraal werd universeel.

Je hebt inspiratie en transpiratie. Inspiratie komt van Boven, transpiratie hoort bij Beneden. Iedereen die schrijft weet dat transpiratie onvermijdelijk is. Maar ook inspiratie is geen verzinsel.

‘Alle spreken over Boven komt van beneden, ook de uitspraak dat iets van Boven komt’, schreef Harry Kuitert (1924-2017). Hij schreef dat in 1974 in Zonder geloof vaart niemand wel, een boek dat een bestseller werd.

Kuitert was in zijn tijd een bekende, zelfs beroemde gereformeerde theoloog die in de loop van zijn leven langzaam maar zeker zijn geloof verloor. Hij deed daarvan verslag in theologische publieksboeken waarin hij het christelijke geloof ten grave droeg. Tegelijkertijd probeerde hij om de ernst, de aandacht, de gerichtheid op het eeuwige – de houding die aan dat geloof ten grondslag lag – nog enigszins te behouden.

Een bekende uitspraak over vrijzinnigheid – het soort vrijzinnigheid dat Kuitert belichaamde maar ook mede vorm gaf – is dat die geen volgende generaties kent. De genoemde ernst, aandacht en gerichtheid blijven op deze manier niet in stand.

Daarin schuilt iets heel merkwaardigs: de geloofshouding wordt weliswaar door veel atheïsten mooi gevonden, maar het geloof zelf blijkt zonder uitzondering iets belachelijks te wezen (het Theologisch-politieke tractaat van Spinoza is er speciaal voor geschreven) – wat overigens integraal deel uitmaakt van het belachelijke geloof zelf: “Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods.” (1 Korinthiërs 1:18).

Wat Kuitert deed is daarom vooral het Boven elimineren. Als er geen interactie is, geen handeling van Boven, geen openbaring – en dat impliceert zijn uitspraak – dan is er geen Boven meer. Hij verzette zich terecht tegen lieden die menen dat ze altijd gelijk hebben omdat hun woorden rechtstreeks van Boven – Senkrecht von Oben – zouden komen. Een dergelijk beroep op Boven is gemakzuchtig en vals. Maar het idee dat Boven zich niet meer kan openbaren aan Beneden, omdat alle openbaring kletspraat is van Beneden, vind ik een grote verarming, een verlies, een nodeloze verschraling.

In het Ten Geleide hierboven, haalde ik de door Wim Berkelaar graag gehanteerde Koenen/Endepols-definitie van Nihilisme aan: ‘Nihilisme: leer die de mogelijkheid om tot grondwaarheden inzake godsdienst, moraal, politiek enzovoorts te komen ontkent’.

Het merkwaardige is dat die definitie niet strijdig is met enig ‘geloof’, met enig Boven. Ook aanhangers van een Boven weten heel goed dat ze niet tot wetenschappelijke, empirisch verifieerbare zekerheden met betrekking tot hun moraal, overtuiging en politieke voorkeur kunnen komen. En misschien kun je het nog wel sterker uitdrukken: religie zou überhaupt niet kunnen bestaan als die grondwaarheden onomstotelijk konden worden vastgesteld.

Orthodoxie is geen begrip dat voor aanhangers van Boven geldt. Ik heb – met enige overdrijving gezegd – nog nooit een orthodoxe gelovige ontmoet. Dat begrip geldt alleen voor instituties. De verbetenheid waarmee de afgelopen eeuwen is gestreden tegen Boven, berust mede op het misverstand dat onze authenticiteit wordt belemmerd door institutionele beperkingen van Beneden. Maar een orthodoxie van het gemoed is uiteindelijk niet het doel van institutionele orthodoxieën (al zijn er wel kerkgenootschappen die op dit punt grote en ontoelaatbare dwang uitoefenen op hun leden) – kerkleer, religieuze dogmatiek is meer een kwestie van praktische politiek waaraan geen instituut ooit ontkomt. Alleen een radicaal anarchisme ontkomt eraan – maar die houding kent weer andere problemen.

De eliminatie van Boven is een geheimzinnig verschijnsel. Het prestige van de wetenschap wordt er vaak bij aangeroepen. Maar wetenschap heeft daar weinig mee te maken. De middeleeuwers wisten ook heel goed dat de verrijzenis geen alledaagse gebeurtenis is, dat over het water lopen helemaal niet kan, dat ezels niet kunnen praten, dat water maar hoogst zelden verandert in wijn.

De uitspraak van Kuitert gaat ten slotte over ‘spreken’. Boven heeft alleen weinig te maken met spreken, met wat we zeggen. Sterker nog: we weten zelden of nooit waarover we spreken – we lullen maar wat. Geloven gaat helemaal niet over proposities. Dat is meer iets voor theologen.

Boven kan uiteraard niet experimenteel worden aangetoond. En ook sociale wetenschappen zullen nooit onomstotelijk kunnen vaststellen dat Beneden verschraalt als Boven verdwijnt.

Het verdwijnen van een Boven kan de meesten van ons bovendien niks schelen. Een meerderheid juicht die verdwijning zelfs toe. Een stukje als dit wordt alleen nog door Neanderthalers geschreven. En misschien is dat ook wel goed: God troont op onze lofzangen, en als we ophouden met zingen verliest Hij zijn troon – het is nooit anders geweest. Wie zingen kan, die zinge.