Onlangs heb ik op deze niche-website een kleine serie geschreven over Jezus, een apologetisch en sceptisch essay, een nagelaten tekst van de Poolse filosoof Leszek Kołakowski.
In 2014 ontdekte de familie van de Poolse filosoof Leszek Kołakowski (1927-2009) in diens nalatenschap een ongepubliceerd essay, geschreven in nog ongeredigeerd Frans, dat vervolgens onder auspiciën van de historicus Alain Besançon (1932-2023) in twee delen werd gepubliceerd onder de titel: Jésus. Essai apologétique et sceptique (in het tijdschrift Commentaire, nr. 147, herfst 2014, en Commentaire, nr. 148, herfst/winter 2014/2015).
Het essay werd uit het Frans vertaald door Leon Otto de Vries onder de titel Jezus – een apologetisch en sceptisch essay (Zoetermeer: Klement 2015).
Dit is een kleine toelichting van de hand van Simon Leys – de vertaler van de Engelse NYRB-editie – op de ontstaansgeschiedenis van de primaire tekst: Over de afschaffing van alle politieke partijen.
Over de tekst
Note sur la suppression générale des partis politiques werd geschreven in 1943, helemaal aan het einde van het tragische leven van Simone Weil. Ze was toen in Londen, waar ze zich had aangesloten bij de Vrije Fransen [La France libre] rond Generaal de Gaulle; ze was verbijsterd door verschillende pogingen van Franse politici in ballingschap om de oude en destructieve partijpolitieke praktijken nieuw leven in te blazen: ruzies en eindeloze schisma’s. Uit principiële overwegingen gaf ze uiteindelijk op 26 juli al haar verplichtingen voor de Vrije Fransen op. Ze was toen al in het ziekenhuis, waar ze kort daarna stierf, op de leeftijd van vier-en-dertig jaar.
Dit essay werd voor het eerst gepubliceerd zeven jaar later, in het maandblad La Table Ronde (nr. 26, februari 1950). De publicatie werd onmiddellijk bejubeld, zowel door André Breton als door Alain (het pseudoniem van Emile Chartier, een voormalig filosofiedocent van Simone Weil, ook zelf een schrijver en filosoof van aanzien).
Het essay werd vervolgens opnieuw uitgebracht in boekvorm door Gallimard (1953), en onlangs nog door Climats-Flammarion (2008), in een uitgave waarin ook de eerdere artikelen van Breton en Alain waren opgenomen. Het essay zal ook deel uitmaken van het laatste deel van de monumentale Oeuvres complètes de Simone Weil, geredigeerd door Florence de Lussy (Gallimard).
Ik heb in dit boekje ook een kort maar voortreffelijk essay uit 1960 van Czesław Miłosz opgenomen dat een overzicht geeft van leven en werk van Simone Weil. Ik heb nog wat aantekeningen toegevoegd over Miłosz zelf en hoe hij Weil ontdekte dankzij zijn vriendschap met Camus.
In 2013 verscheen een klein boekje van 71 pagina’s, uitgegeven door de New York Review of Books (NYRB), onder de titel On the Abolition of All Political Parties.
Het was de vertaling van een kernessay van Simone Weil dat ze schreef op het eind van haar leven in 1943 – waarschijnlijk betrof het slechts aantekeningen voor een definitiever werk.
Twee versies van de oorspronkelijke Franse tekst zijn hier beschikbaar: het betreft de eerste publicatie die na Weils vroegtijdige dood in 1950 verscheen in het tijdschrift La Table Ronde, nr. 26, p. 9-28, en de editie uit 1957 inÉcrits de Londres et dernières lettres, Gallimard, p. 126-148.
De vertaler was Pierre Ryckmans – beter bekend onder zijn pseudoniem Simon Leys – de Belgische sinoloog en schrijver die zo’n voorname rol heeft gespeeld bij de ontmaskering van het maoïsme als heilsleer in westerse intellectuele kringen.
Het boekje van NYRB bevat, naast uiteraard het kernessay van Weil, ook een heel interessant essay (1960) van de Poolse dichter en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz over leven en werk van Simone Weil, en het sluit af met een zeer lezenswaardig stuk van Simon Leys over de vriendschap tussen Miłosz en Albert Camus die werd gevoed door een gedeelde liefde voor het werk van Simone Weil.
Omslag van de biografie van Simon Leys (Pierre Ryckmans)
Dit is een nieuwe vertaling van het voorwoord dat Simon Leys schreef bij zijn vertaling van Simone Weils Note sur la suppression générale des partis politiques – On the Abolition of All Political Parties, New York: New York Review of Books (NYRB) 2013.
De Nederlandse vertaling van Simone Weils essay vindt u hier.
En hier vindt u het Engelse origineel van het voorwoord (en ook de overige teksten in de uitgave van NYRB).
Voorwoord van de vertaler
Een doodenkele keer mogen parlementsleden een ‘gewetensstem’ uitbrengen [conscience vote] over strikt niet-politieke kwesties, kwesties waarbij uitsluitend ethische afwegingen een rol spelen.
Een ‘gewetensstem’ – wat een merkwaardig begrip! Het zou een pleonasme moeten zijn: gaan we er niet allemaal van uit dat elke stem – per definitie – wordt uitgebracht door parlementsleden die naar hun geweten luisteren, in plaats van naar een of ander dictaat van een politieke partij?
De voornaamste eigenschap van een politicus is integriteit. Integriteit vereist een onafhankelijk oordeel. Een onafhankelijk oordeel trekt zich niets aan van partij-dictaten, want partij-dictaten verstikken in iemands geweten elk besef van rechtvaardigheid en het gevoel voor waarheid.
Wanneer dergelijke fundamentele waarheden worden genegeerd, verandert het Parlement in een afstotelijk circus dat over alle partijgrenzen heen ontzetting en minachting opwekt bij het publiek. Wanneer kiezers hun vertegenwoordigers wantrouwen en verachten, komt de democratie zelf in gevaar.
Hoewel ik zo bevoorrecht ben om in een Westerse democratie te leven, inspireren de stuitende kanten van de partijpolitiek me zo nu en dan om Simone Weils opmerkingen over dit specifieke kwaad te herlezen. Haar essay werd bijna zeventig jaar geleden geschreven[1], weliswaar in heel andere omstandigheden, maar toch lijkt het me zeer relevant voor onze huidige tijd. Daarom heb ik het in het Engels vertaald, in de hoop dat het een aanzet kan zijn voor een vruchtbaar debat.
Weliswaar beschik ik niet over bijzondere competenties die maken dat ik mag oordelen over de meningen van mensen die het niet met haar eens zijn, maar toch is er één bezwaar dat volgens mij van meet af aan moet worden weerlegd: sommigen zullen misschien tegenwerpen dat Weil hopeloos utopisch, onrealistisch en onpraktisch is. Een dergelijk bezwaar gaat volledig voorbij aan de kern van haar betoog, dat goed geïllustreerd werd door Chesterton in een beroemde parabel[2]:
Stel dat er op straat grote commotie ontstaat over iets, laten we zeggen een lantaarnpaal die door veel invloedrijke personen ongewenst wordt geacht. Een in grijze pij geklede monnik – de geest van de Middeleeuwen – wordt over de zaak benaderd, en hij begint met te zeggen, op de droge manier van de Scholastici: ‘Laten we eerst eens rustig nadenken, mijn broeders, over de waarde van Licht. Als Licht op zichzelf goed is …’ Op dit punt wordt hij – ergens wel begrijpelijk – tot zwijgen gebracht. Alle mensen haasten zich naar de lantaarnpaal, de lantaarnpaal wordt binnen tien minuten omver gehaald, en ze beginnen elkaar meteen te feliciteren met hun onmiddeleeuwse praktische zin. Maar al gauw blijkt het lastiger te liggen. Sommige mensen hadden de lantaarnpaal neergehaald omdat ze elektrisch licht wilden; sommigen omdat ze oud ijzer wilden; anderen omdat ze duisternis wilden die hun slechte daden aan het oog kon onttrekken. Sommigen vonden het ding te weinig lantaarnpaal, anderen te veel; sommigen deden het omdat ze gemeentelijke voorzieningen kapot wilden maken; anderen omdat ze alles kapot wilden maken. En het wordt oorlog die nacht, en niemand weet nog met wie hij vecht. En zo keert langzaam maar onvermijdelijk – vandaag, morgen, overmorgen – de overtuiging terug dat de monnik toch gelijk had, en dat alles afhangt van onze filosofie van het Licht. Alleen wat we toen misschien onder de gaslamp hadden kunnen bespreken, moeten we nu in het donker doen.
Laten we dan nu de filosofie van politieke partijen bespreken bij het licht van Simone Weil: terug naar eerste beginselen.
S.L.
Canberra, 2012
Noten
[1] We zijn inmiddels ruim tien jaar verder (2024).
[2] G.K. Chesterton, Heretics (1905), einde van hoofdstuk I, ‘Introductory Remarks on the Importance of Orthodoxy.’