Ten geleide
Dit is een beschouwing over het onlangs verschenen boek van Victor Kal: Nietzsches ogenblik, Amsterdam: Prometheus 2025.
Net als Victor Kal en Maarten ’t Hart ben ik van gereformeerde afkomst. En net als Kal en ’t Hart heb ik met die afkomst geworsteld. Dat is allemaal niet erg bijzonder – binnen de Nederlandse letteren wemelt het immers van de geloofsafvalligen die van hun geloofsafval – meestal in een bittere toonsoort en borrelend van de verwijten – verslag hebben gedaan.
Ik ben nooit een geloofsafvallige geweest. Mijn particuliere levensproject was om mijn religiositeit te redden uit wat ik beschouwde als de failliete boedel van het gereformeerdendom. Veel van mijn vrijgemaakt-gereformeerde studiegenoten hebben het geloof verlaten, en ze zijn het oude geloof gaan haten met een diepe haat. Ik heb wel pogingen gedaan om diezelfde weg te bewandelen, maar het is me niet gelukt.
Maarten ’t Hart is welbekend als een militante atheïst, iemand die grimmig en definitief afscheid heeft genomen van het gereformeerdendom. En ik begrijp ook wel dat hij dat heeft gedaan – de wereld waarin hij geacht werd te aarden was om veel redenen, niet in de laatste plaats ook artistieke redenen, volstrekt onaanvaardbaar.
Toch is het bijna onmogelijk om ‘t Hart niet ook als een religieus persoon te zien: hij was een man van diepe verliefdheden, iemand die de grootste euforie beleeft als hij in een koude kerk op een kerkorgel Bachs Passacaglia speelt (ik weet niet of hij dat stuk ooit gespeeld heeft, maar u begrijpt wat ik bedoel), die prachtig over zijn natuurontroeringen en menselijke verlangens schrijft.
Uiteraard bedoel ik met deze opmerkingen niet om hem via een omweg te kerstenen. In een interview noemde zijn vrouw hem ooit “een monument van verstarring”, en dat is – als het waar is (wat ik aanneem) – in ieder geval in strijd met wat Kal onder religiositeit verstaat. Laat hem maar zijn wie hij is.
Kal is na een zoektocht joods geworden.
Het aantal dichters aan wie ik moet denken als ik aan Nietzsches ogenblik denk, is bijna niet te tellen, maar er zijn – naast Maarten ’t Hart – twee romanschrijvers aan wie ik moet denken als ik aan Kals boek denk: Hella Haasse en Knut Hamsun.
Hella Haasse schreef het boekenweekgeschenk In transit – over een jong meisje dat zoekt naar een toekomst, die niet wilde worden bepaald door haar afkomst, die droomde van bijzondere dingen, die dapper haar eigen weg ging, ook al kreeg ze niet van alles en iedereen onmiddellijk applaus.
Knut Hamsun schreef Mysteriën – de beschrijving van een geheimzinnige en geïnspireerde man, een man die onvoorspelbaar was en zeer bijzondere dingen deed, die vrijwel uitsluitend onbegrip ontmoette, zich daardoor nooit uit het veld liet slaan, al eindigt het boek in een orgie van wanhoop.
Haasse was een verstandige vrouw met een bezonken oordeel, Hamsun heeft Hitler in de lucht gestoken, maar beide boeken gaan over betovering – het hoofdonderwerp van het boek van Victor Kal: Nietzsches ogenblik.
Mijn particuliere levensproject heeft enige gelijkenis met wat Nietzsche al zo veel eerder en zo veel beter heeft gedaan.
Over het werk van Victor Kal
Victor Kal, de auteur van het boek, is emeritus docent filosofie van de Universiteit van Amsterdam. Ter introductie van Kal, verwijs ik naar een stukje dat ik al eerder op deze website schreef (nog voor zijn pensioen).
In 2020 verscheen van Victor Kal De list van Spinoza – een poging om Spinoza te redden uit de handen van zijn seculier-devote bewonderaars. Het boek laat zien dat Spinoza in wezen vijandig stond tegen de moderne vrijheidsgedachte. Kal schreef in een artikel in De Vrijdagavond, online joods magazine (2023):
“[Spinoza’s Theologisch-politiek traktaat] levert een scherpe analyse van een fenomeen dat heden overal in de wereld aan de orde van de dag is. Dat fenomeen is de politieke entrepreneur die de religie inzet met het oog op een politiek doel.”
Toen De list van Spinoza verscheen, heb ik een tiental beschouwingen over Kals werk – link naar het eerste deel – op mijn website gepubliceerd. Ik heb bovendien een recensie gepubliceerd in Sophie, het tijdschrift voor reformatorische wijsbegeerte, zie hier.
In 2023 publiceerde Victor Kal Poetins filosoof, een beschouwing over het denken van de Russische denker en activist Alexander Doegin. Een beknopte beschouwing over Kals Doegin-boek kunt u ook op mijn website vinden.
In de lijst met geraadpleegde literatuur, vindt u daarnaast nog een paar interessante artikelen over deelonderwerpen.
Polemiek
Nietzsches ogenblik is polemisch in een paar opzichten: allereerst geeft het een interpretatie van Nietzsches denken die niet algemeen is, een interpretatie die je zelden of nooit aantreft bij Nietzsche-geleerden: het is een poging om Nietzsches denken te duiden als de filosofische kern van onze moderniteit: het belang van betovering, ernst en aandacht die echte creativiteit en vernieuwing mogelijk maakt. En ten tweede is het een polemiek met een seculiere cultuur die religie op grote schaal en meestal grondig misverstaat. Kal beschouwt Nietzsche als ten diepste religieus.
Dat het boek polemisch is, betekent overigens niet dat de toon schril is, of dat Kal met de hamer filosofeert. Hij schuwt de provocatie niet, maar hij doet het beheerst. Hij blijft kalm, en hij lijkt een groot vertrouwen te hebben dat uiteindelijk een rustige en scherpe uiteenzetting het pleit zal winnen. In het Nederlands Dagblad vertelde Kal onlangs dat hij geen bevrediging vond in het ‘rationalisme’ binnen zijn filosofie-studie. Dat zal waar zijn, maar aan zijn redelijkheid en beschaving hoeft niemand te twijfelen.
Wijdverbreid is de gedachte dat Nietzsche antireligieus, destructief en reactionair is. Kal verdedigt de stelling dat Nietzsche religieus, constructief en emancipatoir is. (Kal, p.9)
Kal wil de religie – die vaak wordt ingezet voor patriarchale en autoritaire doeleinden – redden uit de handen van de fundamentalisten en de volksmenners.
“Onder verwijzing naar Nietzsche kun je niet alleen laten zien dat de religie emancipatoir moet zijn, maar ook dat je haar nodig hebt om op een niet-regressieve manier uit het nihilisme te komen – dat nihilisme waar de burgerlijke samenleving al zo’n tweehonderd jaar van beticht wordt. Ziedaar misschien de essentie van mijn verhaal.” (p.9, nadruk Kal)
Met nihilisme bedoelt Kal dan een houding waarin de mens zich verschuilt achter een façade van correctheid, een houding waarin geen droom, geen durf, geen verlangen schuilt, geen mogelijkheid om af te wijken, geen energie om ooit iets nieuws te proberen.
Over Nietzsche zijn twee dingen algemeen bekend. ‘God is dood’, en ‘Aan goed en kwaad zijn we voorbij’.
Onder verwijzing naar Nietzsche verdedigt Kal twee contraire stellingen: ‘God heeft zijn beste tijd nog voor de boeg’, en ‘Wat goed en kwaad betreft staat de mensheid nog maar aan het begin’. (Kal, p.7)
Nietzsche schreef natuurlijk aforistisch, lyrisch, fragmentarisch. Toch is hij – volgens Kal – nooit in de war. Hij acht het daarom mogelijk om zijn denken samenhangend te presenteren.
Een paar kernbegrippen
Ik maak een paar opmerkingen over een aantal kernbegrippen van Victor Kal die behulpzaam kunnen zijn voor de beoordeling van de gedachtegang van Nietzsches ogenblik.
Voor Kal is het moderne vrijheidsbegrip belangrijk: geestelijk vrij zijn, geen slaaf zijn van een massabeweging, ondermaans bestel, materiële zaak of enige vorm van dwang.
Het gevoel of het besef van die vrijheid noemt Kal charme, betovering of openbaring, een geesteshouding die als kenmerken ook verwondering en verlangen heeft. Kal beschouwt deze geesteshouding als essentieel voor de moderniteit. Niet afkomst, traditie, patriarchaal bestel of ideologische dwang bepalen wat we belangrijk vinden en wat we doen – maar een aandachtige en ernstige openheid voor levensmogelijkheden die nog verborgen zijn. De betovering die van die ernstige aandacht het gevolg is, roept ook op tot verantwoordelijkheid.
Van belang is te beseffen dat deze vrijheid altijd het ‘nihilisme’ als open mogelijkheid heeft. Dit nihilisme zal er altijd zijn, het is onuitroeibaar wanneer je het vrijheidsbegrip introduceert.
Om dit vrijheidsbesef mogelijk te maken is een liberale democratie essentieel, omdat daarbinnen constitutioneel is vastgelegd dat er een vrije publieke ruimte moet zijn waarin deze betovering kan plaatsvinden – zonder overheidsinmenging – en waarin die betovering kan doorwerken in de levens van mensen. Ook kan die betovering daarin meegedeeld en uitgewerkt worden, of eventueel gecorrigeerd.
Deze oriëntatie op iets verborgens dat buiten ons ligt, acht Kal religieus. En godsdienstige riten zijn een voorbereidend handelen om die openheid, die ernst, die aandacht op te brengen teneinde die betovering te kunnen ondergaan.
Belangrijk is wel om te beseffen dat die betovering niet is voorbehouden aan mensen die zich met zoveel woorden godsdienstig of religieus noemen. Ook mensen die zichzelf agnostisch, niet-religieus of atheïstisch noemen kennen die betovering en kennen die vrijheid.
Deze vrijheid en betovering vormen – als gezegd – de kern van onze moderniteit, en ze zijn de (meestal onuitgesproken) vooronderstelling van onze liberale democratische rechtsstaten. Dat die constitutioneel geordende en gegarandeerde vrijheid momenteel wereldwijd onder grote druk staat behoeft voor Kal geen betoog, al wijdt hij er terloops wel woorden aan.
Hier vindt u de door mij geraadpleegde literatuur.
[Wordt vervolgd]

