Toen ik onlangs een vertaling van een gedicht van Adam Zagajewski – de grote Poolse dichter – op mijn website zette, koos ik daarbij een foto met daarop vier mannen: Mark Strand, Joseph Brodsky, Adam Zagajewski en Derek Walcott. De eerstgenoemde dichter kende ik eigenlijk niet, althans nauwelijks, alleen vaagjes van naam.
Op de onvolprezen website van Poetry Foundation kwam ik wat gedichten van hem tegen, en ik besloot het onderhavige gedicht van hem – Eating Poetry – te vertalen. Later bleek me dat er al eens een tweetalige bundel gedichten in het Nederlands verschenen was, en het titelgedicht van die bundel is uitgerekend dit gedicht: Mark Strand, Gedichten eten (keuze en vert. Wiljan van den Akker & Esther Jansma), Amsterdam: De Arbeiderspers 2006.
Mark Strand (1934-2014) is een Joods-Amerikaanse schrijver, dichter en vertaler. Hij was van 1990 tot 1991 de vierde Poet Laureate van Amerika. In 1999 kreeg hij de Pulitzerprijs voor poëzie.
Het vertaalde gedicht is een baldadige evocatie van de vreugde die je kunt hebben als je poëzie leest, en die vreugde wordt gecontrasteerd met het onbegrip van de bibliotheek-mevrouw die bezig is met ordenen en indelen en categoriseren.
Het gedicht dat door Van den Akker en Jansma is vertaald, kunt u hier nalezen. We hebben er alledrie voor gekozen om Eating Poetry met Gedichten eten te vertalen, en niet met Poëzie eten. De verschillen zijn voor het overige niet groot. De blonde hondepoten die in het Engels ‘burn like brush’ branden bij Van den Akker en Jansma als stro, en bij mij als bosjes.
De slotstrofen kennen eindrijm.
Het is nog wel aardig om op deze website te wijzen: het is een heel persoonlijke taxatie van de kwaliteit van de Pullitzer-winnaars voor Poëzie in heden en verleden. Mark Strand belandt hier op de laatste plaats met Eating Poetry. Het gaat vergezeld met het volgende commentaar:
“Here’s an earlier poem by Mark Strand from the late 70s. This was once considered good. I think I probably liked it at one time. Now it just seems embarrassing.”
Geluidsopname
Vertaling
Gedichten eten
Inkt druipt van mijn mondhoeken.
Niemand is zo gelukkig als ik.
Ik heb gedichten gegeten.
De bibliothecaresse weet niet wat ze ziet.
Ze heeft treurige ogen
en loopt met haar handen in haar kleren.
De gedichten zijn weg.
Het licht is gedempt.
De honden zijn op de keldertrap en komen naar boven.
Hun oogballen rollen,
hun blonde poten branden als bosjes.
De arme bibliothecaresse gaat nu stampvoeten en huilen.
Ze snapt er niks van.
Als ik neerkniel en lik aan haar hand,
schreeuwt ze.
Ik ben een nieuwe mens.
Ik blaf naar haar en grom.
Ik dartel vrolijk in het boekenduister om.
Origineel
Eating Poetry
Ink runs from the corners of my mouth.
There is no happiness like mine.
I have been eating poetry.
The librarian does not believe what she sees.
Her eyes are sad
and she walks with her hands in her dress.
The poems are gone.
The light is dim.
The dogs are on the basement stairs and coming up.
Their eyeballs roll,
their blond legs burn like brush.
The poor librarian begins to stamp her feet and weep.
She does not understand.
When I get on my knees and lick her hand,
she screams.
I am a new man.
I snarl at her and bark.
I romp with joy in the bookish dark.


