Tagarchief: Alexander Doegin

Poetins filosoof – Alexander Doegin (2023) – Victor Kal

Poetins filosoof – Victor Kal

Wat boeit me in het werk van Victor Kal? Ik heb me eerder al intensief verdiept in zijn boek De list van Spinoza en daar een tiental teksten (link naar het eerste deel) op mijn website aan gewijd. Ook heb ik een recensie gepubliceerd over dat boek in Sophie, het tijdschrift voor reformatorische wijsbegeerte. Zie hier.

De directe aanleiding om me in Kals werk te verdiepen was mijn teleurstelling toen ik in mijn studententijd Spinoza’s Theologisch-politiek traktaat las. Ik vond (en vind) Spinoza een vervelende zeur, zonder dat ik destijds precies begreep waarom. Maar er is, denk ik nu, een belangrijkere reden. Die reden is dat ik een tijdlang in de dwaling heb verkeerd dat je met een conservatieve houding de richtingloosheid van de moderne wereld zou kunnen corrigeren. Ik heb die opvatting nooit echt uitgedragen, al kun je er in het begin van mijn Twitter-activiteiten wel (gematigde) sporen van vinden, maar ik ben er wel degelijk mee bezig geweest.

Toen ik besefte hoezeer ik bezig was mij te vergissen, schreef ik dit spottende gedicht: Fides Quadrat Intellectum, een gedicht dat tevens een impliciete afrekening was met het vrijgemaakt-gereformeerde milieu waaruit ik voortkwam.

De analyses van Kal zijn fascinerend omdat ze scherp laten zien waarom die houding doodloopt, zowel bij Spinoza als bij Alexander Doegin – de filosoof aan wie Victor Kal zijn meest recente boek heeft gewijd: Poetins filosoof (Amsterdam: Prometheus, 2023).

Doegin en Spinoza zijn overigens twee geheel verschillende denkers, opererend in heel verschillende historische situaties, en Spinoza heeft – anders dan Doegin – nooit volledig kennis kunnen maken met een praktijk waarin het moderne vrijheidsbegrip van kracht was, maar beiden hebben gekozen voor een autoritaire manier om het wufte volk onder controle te houden.

De manier waarop Kal analyseert hoe deze manier van denken werkt, is wat mij in zijn werk aantrekt.

Het vrijheidsbegrip  van Victor Kal

Victor Kal

Victor Kal is een gepensioneerde docent filosofie die verbonden was aan de Universiteit van Amsterdam. Voor Kal is het moderne vrijheidsbegrip belangrijk: geestelijk vrij zijn, geen slaaf zijn van een massabeweging, ondermaans bestel, materiële zaak of enige vorm van dwang.

Het gevoel of het besef van die vrijheid noemt Kal charme, betovering of openbaring, een geestestoestand die als kenmerken ook verwondering en verlangen heeft. Heel belangrijk is dat die betovering niet is voorbehouden aan mensen die zich met zoveel woorden godsdienstig of religieus noemen. Ook mensen die zichzelf niet-religieus noemen kennen die betovering en kennen die vrijheid.

Op 2 april 2023 organiseerde de Munk School of Global Affairs and Public Policy in Toronto, Canada een online benefiet-conferentie. De begunstigde was The Ukrainian Academy, en de titel was ‘What Good is Philosophy [in times of war]?

Een van de sprekers was de historicus Timothy Snyder, een hoogleraar verbonden aan Yale University. Hij heeft een reeks boeken op zijn naam staan over Oost-Europa, Oekraïne, tirannie en de waarde van een democratische rechtsorde. Zijn lezing kunt u hier beluisteren. Zijn onderwerp was Vrijheid.

De aanleiding van de lezing werd gevormd door de twee woorden die de Oekraïense president Volodymir Zelensky in Kyiv in de buitenlucht sprak, enkele dagen nadat de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 begon. Hij sprak die woorden uit toen veel mensen zeker meenden te weten dat hij al lang zou zijn gevlucht.

Maar Zelensky was niet gevlucht – integendeel – en hij zei toen zonder aarzeling: Президент тут – De president is hier. Hij toonde bovendien met een beeldopname dat het waar was, want hij stond op straat in Kyiv op een voor iedereen herkenbare plaats, terwijl het ook voor iedereen duidelijk was dat hij een groot risico nam. Hij was moedig, want de Russische troepen waren al vlakbij de buitenwijken van Kyiv, en er waren hoogstwaarschijnlijk speciale eenheden van de Russen in de buurt om hem uit te schakelen.

Snyder wees erop dat vrijheid van spreken geen vanzelfsprekendheid is, dat het misbruik dat er soms van gemaakt wordt, wel aan de kaak gesteld moet worden, maar voor die vrijheid niet wezenlijk is. Misbruik zal er altijd zijn. Wat belangrijk is, is het doel van deze vrijheid, en dat doel is de waarheid vertellen aan de machthebbers [speak Truth to Power].

En aan het hooghouden en realiseren van vrijheid zijn risico’s verbonden. Het merkwaardige is dat vrijheid vaak wordt verwezenlijkt door een indringend besef van plicht, van een heilig moeten, van niet anders kunnen, van een oriëntatie op waarden. Dat gold uiteraard ook voor Zelensky.

Ik vertel dit eigenlijk alleen maar omdat Snyders vrijheidsbegrip opvallende kenmerken gemeen heeft met het vrijheidsbegrip van Victor Kal. Kal doet dat in zijn debat met Alexander Doegin – Poetins filoof.

Vrijheid bij Doegin is binding, traditie, externe autoriteit, bijeengehouden door een propagandistische schijnwerkelijkheid van valse voorstellingen, afgedwongen door een tirannieke wet die naar believen wordt aangepast door een autonome elite – vrijheid bij Kal en bij Snyder is een ernstig, geconcentreerd tasten en zoeken door individuen, gevolgd door een keuze die in verantwoordelijkheid wordt gemaakt, gesteund door een rechtsstaat die daartoe de mogelijkheden schept, een rechtsstaat die bindend geldt voor de elite die toevallig aan de macht is, ongeacht het mogelijke misbruik dat door sommigen van die vrijheid wordt gemaakt, en – hier volg ik specifiek Kal – dus ook ongeacht het onvermijdelijke ‘nihilisme’ dat door die liberale rechtsstaat wordt mogelijk gemaakt, een ‘nihilisme’ dat eigen is aan het ontzaglijke avontuur dat die moderniteit in wezen is.

Alexander Doegin over Moderniteit

Doegin groeide op in de Sovjet-Unie. Hij ontwikkelde zich als een ‘underground-filosoof’, was een dwarsligger met een enorme afkeer van de Sovjet-realiteit. Onder invloed van zijn lectuur – Guénon, Evola – ging die afkeer één op één over op de moderniteit in zijn geheel.

Zijn grootste vijanden zijn ‘individualisme’ en ‘liberalisme’. Amerika is de belichaming van die twee vijanden par excellence. Het Westen dient in een soort Armageddon definitief te worden verslagen door een spiritueel Rusland.

De meest fascinerende bladzijden van Kals boek zijn gewijd aan de analyse van de haat jegens Moderniteit die Doegin voortdurend ten toon spreidt. De Moderniteit is volgens Doegin vals, reduceert de mensen tot individuen, laat deze vermeende individuen in nihilistische onverschilligheid wegzinken, maakt dat ze willoos de macht en de mode en het geld achternalopen, en die Moderniteit – belichaamd in dat afschuwelijke, dominante Amerika met zijn aan de wereld opgedrongen liberalisme – dient definitief te worden uitgeroeid.

Doegin vertelt maar het halve verhaal, zo laat Kal zien. Maar er is ook iets dat wel waar is: die Moderniteit toont inderdaad onverschilligheid en gemakzucht en afwijzing van emancipatoire kansen. En toch wordt de moderne wereld ook nog gekenmerkt door iets heel anders, iets wat je de betovering van de vrijheid kunt noemen, de mogelijkheid om je los te maken van je afkomst, zaken als creativiteit, aandacht en concentratie, handelingen die je met ‘charme’ kunt aanduiden, ogen die stralen van verwachting.

Liberale vrijheid impliceert noodzakelijkerwijs dat de mogelijkheid tot onverschilligheid aan de realisering, de operationalisering van die vrijheid – iets bijzonders van je leven maken – voorafgaat. En dat zal altijd zo zijn. Het moderne nihilisme is weliswaar een voorwaarde van de moderne vrijheid, maar die moderne vrijheid valt daar zeker niet mee samen: “De emancipatie van de burger vormt de grote veronderstelling van de liberale democratie” (Kal, p. 79).

“[Hetzelfde] arrangement van een terughoudende staat en een ongeregelde maatschappij dat ‘nihilisme’ tot een mogelijkheid maakt, dat arrangement staat er tegelijk borg voor dat de burger in de gelegenheid is de morele kwestie wél te stellen en in alle ernst werk te maken van zijn vrijheid. Het laatstgenoemde zit onlosmakelijk vast aan het eerstgenoemde. Ontdoe je je van het eerste, dan ben je ook het tweede kwijt. Het constitutionele raamwerk van de moderne rechtsstaat is derhalve niet zozeer perfide, als wel een experiment of een waagstuk …” (Kal, p.81-82)

Even verderop wijst Kal ook op de realiteitsvreemde kwaliteit van Doegins denken. Er lijkt bij hem nooit een confrontatie met de werkelijkheid plaats te vinden.

Doegins opvatting over de liberale samenleving vat Kal samen in twee stellingen:

  • ‘Nihilisme’ vormt de destructieve kern van de moderne vrijheid.
  • ‘Verticale macht’ moet een einde maken aan de vrije openbare ruimte waarvoor de liberale democratie borg staat.

Verticale macht betekent hier: een autoritair bewind, een machtsregime dat met een mengeling van dwang en verleiding zorgt dat de gewenste uitkomsten in de maatschappij bereikt worden.

Het ‘nihilisme’ is hier de verzamelterm van alles wat akelig is in de westerse wereld: morele leegheid, gebrek aan verantwoordelijkheidszin, decadentie, onverschilligheid, zelfdestructieve dwarsigheid.

Hier tegenover stelt Kal twee stellingen van hemzelf waarin hij de preoccupaties van Doegin incorporeert, maar die een complete set van antithesen vertegenwoordigen:

  • Het nihilisme vormt de zinvolle en noodzakelijke vooronderstelling van de moderne vrijheid, en vormt voor de mens die deze vrijheid ontdekt heeft tegelijk de grote uitdaging.
  • De zin van de vrije openbare ruimte (waarvoor de liberale democratie borg staat) ligt erin dat zij ‘verticale macht’ (nu opgevat als ‘innerlijke autoriteit’) mogelijk maakt.

Bij Kal is de mogelijkheid tot ledigheid, onverschilligheid en zelfdestructieve dwarsigheid onlosmakelijk verbonden met vrijheid. Die aberraties zijn weliswaar akelig, maar het is onvermijdelijk als vrijheid je lief is.

Verticale vrijheid bij Kal is iets radicaal anders dan bij Doegin. De innerlijke oriëntatie op wat waarde heeft, wat goed is om te doen, wat zowel een verrijking betekent voor het individuele leven als voor het gemeenschapsleven, is een oriëntatie die het kostbare gevolg is van de betovering die de vrijheid schenkt aan de vrije mens. Deze oriëntatie duidt Kal eveneens aan – daarmee doelbewust de betekenis van Doegin omkerend – met ‘verticale macht’. Kal heeft een hoge dunk van de mogelijkheid om je vrijheidsverwachting te realiseren, van de oriëntatie op waarden, van de richting die de vrijheidsbetovering aan de moderne mens verschaft.

In eerder werk heeft hij de praktijk van de godsdienst, de religie, de rituelen waarmee die praktijk wordt vormgegeven, ook beschreven als een ‘voorbereidend handelen’. En de voorbereiding waar hij dan op doelt, is op de rijkdom, de levensvervulling, de ernst, de verantwoordelijkheid waarmee de vrije mens zich ontplooit ten dienste van de samenleving en van zijn eigen ontwikkeling.

Het bijzondere van Kal is dat bij hem moderniteit en religie niet tegenover elkaar staan, maar dat ze elkaar kunnen versterken.

Traditionalisme, Esoterie en Doegins geopolitiek

Er zijn nog drie onderwerpen die in het boek van Kal een uitgebreide behandeling krijgen, en waarover ik in dit stuk niet al te veel zal zeggen: het betreft traditionalisme, esoterie en geopolitiek.

Kal wijdt fascinerende pagina’s aan de schetterende paradox dat uitgesproken aanhangers van de traditie, zoals Alexander Doegin, uiteindelijk altijd revolutionairen blijken te zijn. De bestaande orde, die de verheerlijkte traditie zo schandelijk miskent, dient resoluut omver te worden geworpen. De esoterische gerichtheid is evident, en de geopolitiek heeft zo veel fantastische elementen, dat een bespreking heel lastig is.

Tot besluit

Hierboven heb ik een paar keer de frase ‘misbruik maken van vrijheid’ gebruikt. Bij zijn verdediging van een bijna absolute vrijheid van meningsuiting weigerde Karel van het Reve hardnekkig om te spreken van ‘misbruik’. Misbruik bestaat niet – iedereen heeft het recht om te zeggen wat hij wil, ook de meest idiote of abjecte dingen. Ik denk dat hier een zekere verwantschap is met het vrijheidsbegrip van Kal: de nihilistische mogelijkheden zijn eigen aan de vrijheid zelf. En op die vrijheid moeten we zuinig zijn, en daarom ook op de mogelijkheid om misbruik van die vrijheid te maken, misschien zelfs door in dit verband niet eens van misbruik te spreken.

Ooit deed ik als negentienjarige uitzendwerk in Wijk aan Zee. Met een paar anderen bekleedde ik een paar hectare grond naast het Noordzeekanaal met een dikke laag kunststof. De fazanten stoven weg als we met ons busje vroeg in de ochtend aankwamen. Af en toe gleed er een reusachtig cruiseschip zwijgend voorbij tussen de woeste gronden. Onze bedoeling was om op die plaats een waterdichte bodem voor een gigantische afvalstortplaats te maken, een bodem die zou voorkomen dat het grondwater werd vervuild.

Een van mijn uitzendcollega’s was een bittere, vier-en-dertigjarige, meestal werkloze Wageninger die afgestudeerd was in de niet-westerse sociologie. En terwijl we samen langzaam voortgingen de gigantische zwarte kunststofstroken met een rijdend instrument aan elkaar te lassen zei hij op zeker moment plotseling:

The world is what it is. Men who are nothing, who allow themselves to become nothing, have no place in it.

Een klaroenstoot. Het was uiteraard een citaat – het zijn de openingszinnen van A Bend in the River, van V.S. Naipaul – en ze troffen mij. Opeens besefte ik dat je de gave van de vrijheid ook kunt afwijzen, dat je niet iets bijzonders kunt willen, dat je ook smalend over emancipatie kunt doen, dat je het streven naar hoge dingen belachelijk kunt maken, dat een cynische, nihilistische houding een open mogelijkheid is.

Later las ik meer van Naipaul. Zijn oeuvre kent heel wrange voorbeelden van dit soort nihilisme. Maar wie zijn essay heeft gelezen dat ooit door het NRC werd gepubliceerd onder de titel Onze universele beschaving, beseft dat ook Naipaul een hoge waarde toekende aan de moderne vrijheid die door Kal zo scherp wordt geanalyseerd, aan de mogelijkheid om A Way in the World te vinden, aan de betovering van de vrijheid, aan The Enigma of Arrival.

Kal valt zo nu en dan wel eens in herhaling. Die herhaling komt ook voort uit zijn serieuze poging om Doegin recht te doen; Kal probeer Doegins gedachten zo sterk en plausibel mogelijk voor te stellen. Uiteindelijk polemiseert Kal fel en scherp met Doegins conclusies, maar eerst laat hij zien vanuit verschillende invalshoeken hoe diens manier van denken in elkaar zit.

Ik miste een historische plaatsbepaling. Weliswaar is dit een filosofisch boek en geen geschiedkundig werk, maar dingen als panslavisme, slavofilie, de Russische ziel, de bijzondere beschavingsopdracht van het Russische volk, de geëxalteerde toon die daarbij hoort, zijn uiteraard veel ouder dan Doegin. Maar dit zijn kleine dingen. Ik heb nog niet vaak zo’n verhelderend boek gelezen.