Tagarchief: Adam Zagajewski

Reiziger – Adam Zagajewski

Adam Zagajewski (1945-2021) is een Poolse dichter, vertaler, essayist en romanschrijver. Hij werd geboren in Lviv, wat nu in Oekraïne ligt. In zijn tijd was het nog Polen.

Zagajewski behoort tot een uitzonderlijke generatie Poolse dichters waartoe ook Czesław MiłoszZbigniew Herbert (1924-1998), Wisława Szymborska (1923-2012), Tadeusz Różewicz (1921-2014) behoorden. Wat me treft bij Zagajewski is het besef dat gruwel en vreugde onlosmakelijk verbonden zijn, dat ze samen ons leven uitmaken.

Een heel mooi interview met Zagajewski verscheen in De Groene op 17 april 2019: Bezing het verminkte continent – een verwijzing – een citaat zelfs – naar zijn beroemdste gedicht. Interviewer is de schrijver Jan Postma.

Enfin, ik heb ook dit gedicht van Zagajewski (net als het vorige) vertaald zonder Pools te beheersen. Ik heb in dit geval de Engelse vertaling van Clare Cavanagh vertaald.

De vertaling van Clare Cavanagh staat in mijn eiditie van Mysticism for Beginners, New York: Farrar, Straus and Giroux 1997, op p.38.

Het gedicht contrasteert de dichterlijke gevoeligheid voor het unieke, het bijzondere, het nieuwe met onze hang naar het vertrouwde, en met onze pogingen om in dat vertrouwde het echte leven te zoeken – waarschijnlijk tevergeefs.


Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling

Reiziger

Een zekere reiziger, die nergens in geloofde,
bevond zich die zomer in een uitheemse stad.
Linden bloeiden, de uitheemsheid bloeide innig en vroom.

Over de geurige boulevard wandelde een onbekende menigte,
met trage pas, vervuld van angst, misschien wel omdat
de dalende zon zwaarder was dan de horizon,

en het dieprode asfalt wellicht toch niet
de spot dreef met de schaduwen, en de guillotine
niet alleen maar luister verleent aan musea,

en de in koor luidende kerkklokken
nog wel eens iets meer konden betekenen dan anders.
Misschien was het daarom dat de reiziger zijn hand

steeds aan zijn borst drukte, om bezorgd na te gaan
of zijn retourticket er nog was, zijn entree
naar de eenvoud waarin we meestal leven.


Origineel

Traveler

A certain traveler, who believed in nothing,
found himself one summer in a foreign city.
Lindens were blossoming, and foreignness bloomed devoutly.

An unknown crowd walked down the fragrant boulevard,
slowly, full of fear, perhaps because
the setting sun weighed more than the horizon

and the asphalt’s scarlet might not
jest the shadows and the guillotine
might not grace museums alone

and church bells chiming in chorus
might mean more than they usually mean.
Perhaps that’s why the traveler kept

putting his hand to his chest, checking warily
to make sure he still had his return ticket
to the ordinary places where we live.

Een snel gedicht – Adam Zagajewski

Adam Zagajewski (1945-2021) is een Poolse dichter, vertaler, essayist en romanschrijver. Hij werd geboren in Lviv, wat nu in Oekraïne ligt. In zijn tijd was het nog Polen. Het is wel veelzeggend en treurig dat er geen Nederlands Wikipedia-artikel van hem bestaat.

Zagajewski behoort tot een uitzonderlijke generatie Poolse dichters waartoe ook Czesław MiłoszZbigniew Herbert (1924-1998), Wisława Szymborska (1923-2012), Tadeusz Różewicz (1921-2014) behoorden. Wat me treft bij Zagajewski is het besef dat gruwel en vreugde onlosmakelijk verbonden zijn, dat ze samen ons leven uitmaken.

Een heel mooi interview met Zagajewski verscheen in De Groene op 17 april 2019: Bezing het verminkte continent – een verwijzing – een citaat zelfs – naar zijn beroemdste gedicht. Interviewer is de schrijver Jan Postma.

Ik citeer graag een stukje uit het gesprek dat jan Postma met hem voerde:

Enfin, ik heb ook dit gedicht van Zagajewski (net als het vorige) vertaald zonder Pools te beheersen. Ik heb in dit geval de Engelse vertaling van Clare Cavanagh vertaald.

De vertaling van Clare Cavanagh staat in mijn eiditie van Mysticism for Beginners, New York: Farrar, Straus and Giroux 1997, op p.3.

Het gedicht beschrijft een ervaring tijdens een lange rit door Frankrijk. Zagajewski contrasteert de snelheid en de oppervlakkigheid van de autorit met zijn verlangen naar contemplatie, overdenking, eeuwigheid.

De versregel in het latijn is een psalmcitaat en komt voor in Gregoriaanse gezangen – de gezangen waarnaar de hoofdpersoon luistert tijdens de autorit. De versregel betekent: “Heer, hoor naar mijn gebed“.


Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling

Een snel gedicht

Ik beluisterde Gregoriaanse liederen
in een voortsnellende auto
op een snelweg in Frankrijk.
Bomen vlogen voorbij. Stemmen van monniken
zongen de lof van een ongeziene god
(bij zonsopgang, klappertandend in een kapel)
Domine, exaudi orationem meum,
bepleitten mannenstemmen kalm
alsof het heil zojuist was opgekomen in de tuin.
Waar ging ik naar toe? Waar verborg zich de zon?
Mijn leven lag aan flarden
aan weerszijden van de weg, broos als een wegenkaart.
Samen met de goede monniken
ging ik op weg naar de wolken, donkerblauw,
diep, zwaar,
richting de toekomst, de afgrond,
harde hageltranen opslokkend.
Nog lang geen zonsopgang, nog lang geen thuis.
Waar muren hoorden – blik.
In plaats van een wake – een race.
Reizen in plaats van overdenking.
Een snel gedicht voor een loflied.
Een kleine, vermoeide ster
snelde vooruit
en het asfalt van de snelweg glom,
toonde waar de aarde was,
waar het scheermes van de horizon wachtte,
samen met de zwarte spin van avond
en nacht – weduwe van al die dromen.


Origineel

A Quick Poem

I was listening to Gregorian chants
in a speeding car
on a highway in France.
The trees rushed past. Monks’ voices
sang praises to an unseen god
(at dawn in a chapel trembling with cold).
Domine, exaudi orationem meum,
male voices pleaded calmly
as if salvation were just growing in the garden.
Where was I going? Where was the sun hiding?
My life lay tattered
on both sides of the road, brittle as a paper map.
With the sweet monks
I made my way toward the clouds, deep blue,
heavy, dense,
toward the future, the abyss,
gulping hard tears of hail.
Far from dawn. Far from home.
In place of walls — sheet metal.
Instead of a vigil — a flight.
Travel instead of remembrance.
A quick poem instead of a hymn.
A small, tired star raced
up ahead
and the highway’s asphalt shone,
showing where the earth was,
where the horizon’s razor lay in wait,
and the black spider of evening
and night, widow of so many dreams.

Ze schreef in het donker – Adam Zagajewski

Mark Strand, Joseph Brodsky, Adam Zagajewski en Derek Walcott – New York, 1986, foto: Jill Krementz

Ten geleide
Ik denk dat u nog nooit van Nelly Sachs (1891-1970) hebt gehoord. Ze is ongeveer van de leeftijd van mijn (overleden) grootouders – iets ouder – en ze heeft in 1966, samen met de Israëlische schrijver Shmuel Yosef Agnon, de Nobelprijs voor Literatuur gekregen.

Het door mij vertaalde gedicht is geïnspireerd door het werk van Nelly Sachs die in Zweden de droeve taak op zich nam om de verschrikkingen van de Holocaust in dichtvorm vast te leggen.

Het gedicht is opgedragen aan Ryszard Kryniscki (1943-), een Poolse dichter. Een interessant artikel van de Nederlandse vertaler Gerard Rasch (1946-2004) – De Poolse wrong – waarin zowel Zagajewski als Kryniscki ter sprake komt, vindt u hier.

Adam Zagajewski (1945-2021) is een Poolse dichter, vertaler, essayist en romanschrijver. Hij werd geboren in Lviv, wat nu in Oekraïne ligt. In zijn tijd was het nog Polen. Het is wel veelzeggend en treurig dat er geen Nederlands Wikipedia-artikel van hem bestaat.

Zagajewski behoort tot een uitzonderlijke generatie Poolse dichters waartoe ook Czesław MiłoszZbigniew Herbert (1924-1998), Wisława Szymborska (1923-2012), Tadeusz Różewicz (1921-2014) behoorden. Wat me treft bij Zagajewski is het besef dat gruwel en vreugde onlosmakelijk verbonden zijn, dat ze samen ons leven uitmaken.

Een heel mooi interview met Zagajewski verscheen in De Groene op 17 april 2019: Bezing het verminkte continent – een verwijzing – een citaat zelfs – naar zijn beroemdste gedicht. Interviewer is de schrijver Jan Postma.

Ik citeer graag een stukje uit het gesprek dat jan Postma met hem voerde:

Enfin, ik heb ook dit gedicht van Zagajewski (net als het vorige) vertaald zonder Pools te beheersen. Ik heb in dit geval de Engelse vertaling van Clare Cavanagh vertaald.

De vertaling van Clare Cavanagh staat in mijn eiditie van Mysticism for Beginners, New York: Farrar, Straus and Giroux 1997, op p.49.


Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling

Ze schreef in het donker
[Uit: Adam Zagajewski, Three Angels, Krakow: Wydawnictwo Literakie 1998]

Voor Ryszard Krynicki

                 Nelly Sachs werkte ‘s nachts bij schemerlicht
                 toen ze woonde in Stockholm,
                 om haar moeder niet wakker te maken.

Ze schreef in het donker.
Wanhoop schonk woorden,
zwaar als de staart van een komeet.

Ze schreef in het donker,
in een stilte die slechts onderbroken werd
door het zuchten van de klok.

Zelfs de letters werden slaperig –
hun kopjes hingen op ‘t papier.

Het donker schreef
door een rijpere vrouw
met uitbundige pen.

Nacht omgaf haar met meelij;
het gevang van de grauwe ochtend
daagde over de stad,
in zachtrode tinten.

Terwijl ze wegdoezelde
ontwaakten de merels,
en het verdriet bleef, niets
onderbrak toen het lied.


Engelse vertaling van Clare Cavanagh

She Wrote in Darkness
[From Three Angels, Adam Zagajewski, Wydawnictwo Literakie, Krakow, 1998]

To Ryszard Krynicki

             While living in Stockholm Nelly Sachs
             worked at night by a dim lamp,
             so as not to waken her sick mother.

She wrote in darkness.
Despair dictated words
heavy as a comet’s tail.

She wrote in darkness,
in silence broken only
by the wall clock’s sighs.

Even the letters grew drowsy,
their heads drooping on the paper.

Darkness wrote,
having taken this middle-aged woman
for its fountain pen.

Night took pity on her,
morning’s gray prison
rose over the city,
rosy-fingered dawn.

While she dozed off
the blackbirds woke
and there was no break
in the sorrow and song.

Over Czesław Miłosz (1911-2004) – Rede en Rozen – Adam Zagajewski

Ten geleide
Dit is een beknopte recensie die Adam Zagajewski (1945-2021) in 2000 schreef over de bundel This (titel van de Engelse vertaling) van Czesław Miłosz (1911-2004).

Ik heb de Engelse vertaling van Clare Cavanagh vertaald. Het oorspronkelijke artikel kunt u nalezen in The New York Review of Books, de editie van 23 september 2004. Het artikel – oorspronkelijk in het Pools geschreven in 2001 – is ook opgenomen in de essaybundel: Adam Zagajewski, A Defense of Ardor: Essays (vert. Clare Cavanagh), New York: Farrar, Straus and Giroux 2004, p.121-125.

Hier vindt u een online versie van het document zonder paywall.

Het is een heel mooi stuk waarin ook Miłosz religiositeit wordt belicht:

In de eeuw van Beckett – een groot, geestig en zeer droevig schrijver – verdedigde Milosz de religieuze dimensie van onze levenservaring, verdedigde hij ons recht op oneindigheid. Het telegram dat Nietzsche stuurde om de Europeanen te informeren over de dood van God had hem natuurlijk wel bereikt, maar hij weigerde het ontvangstbewijs te ondertekenen en liet de boodschapper weer onverrichterzake weggaan.

Veel leesplezier!

Over Czesław Miłosz(1911-2004)

Adam Zagajewski
Engelse vertaling: Clare Cavanagh
NYRB 23 september 2004

REDE EN ROZEN

Onderstaand essay is geschreven als recensie van de Poolse editie van Czesław Miłosz’ bundel This, die gepubliceerd werd in 2000. De gedichten in This zijn in Engelse vertaling verschenen in New and Collected Poems: 1931-2001, gepubliceerd in 2001. Adam Zagajewski’s essay is verschenen bij Farrar, Straus and Giroux in de essaybundel A Defense of Ardor.

Een Olympische sprinter, aangemoedigd door een enorm stadion vol adorerende fans, gaat aan de honderd meter beginnen. Meteen bij de startlijn knielt hij neer, buigt bijna voorover tot aan de baan zelf, tuurt naar de horizon in de verte; halverwege de race komt hij overeind, zich verheffend als de Mont Blanc; als hij de finish nadert buigt hij achterover, niet alleen van uitputting, maar ook als eerbetoon aan de verborgen symmetrie van het universum. Zo is het ook met de energieke tred, de kwieke pas in Czesław Miłosz’ poëzie. In zijn beginjaren prevelt hij liefdevol spreuken over de raadsels van werelden en explosies, over schilderachtige rampen; in zijn gerijpte jaren observeert, prijst en bekritiseert hij de echte wereld, de wereld van geschiedenis en natuur; naarmate hij de latere levensfasen ingaat, geeft hij zich steeds meer over aan de eisen van het geheugen, zowel persoonlijk als bovenpersoonlijk.

Nee, uiteraard is hij geen sprinter; hij is een dichter die de negentig nadert, eerder een fantastische marathonloper, en bepaald nog niet vermoeid – zijn bundel This is een van zijn grootste prestaties. En het stadion was vaak pijnlijk leeg, soms gevuld met vijandige of spottende toeschouwers; deze atleet heeft zijn portie eenzaamheid wel gehad. Maar van de atleten-metafoor blijven die drie houdingen over, de drie hoeken waaronder wij ons noodzakelijk verhouden tot de aarde, hoeken die de ontwikkeling van deze dichter goed karakteriseren.

Stendhal zou hebben gezegd dat literatuur de kunst van het selecteren is, omdat zij onderworpen is aan laisser de côté, schrappen wat overtollig is. Wedekind zei iets soortgelijks – en ongetwijfeld hebben veel andere auteurs dat ook gezegd, vooral de modernisten. Het werk van Czesław Miłosz lijkt gebaseerd op het omgekeerde principe: Laat niets weg! Maar niet zozeer in de zin van vakmanschap (poëzie kan natuurlijk niet bestaan zonder selectie, beknoptheid) als wel in de zin van ‘poëtisch beleid’, ruim opgevat. Je hoeft maar te grijpen naar het autobiografische Geboortegrond (Native Realm, 1958), De geknechte geest (The Captive Mind, 1953), of vrijwel elk van zijn dichtbundels. In Geboortegrond vinden we stukken die historisch en zelfs economisch van aard zijn, alsof Miłosz zegt: “Ik zal je laten zien dat poëzie kan worden gemaakt van non-poëzie, dat het vermogen van de dichterlijke geest groter wordt als die zo veel mogelijk van de wereld in zich opneemt, en niet als die zich terugtrekt in de riskante intimiteit van het innerlijk.” Geen vlucht uit de wereld, niet het beruchte ‘escapisme’ dat de favoriete aanklacht was van [communistische, AS] Partij-critici, maar een alomvattende osmose: dat is het programma van Miłosz. Het is echter geen osmose die op een klinische manier steriel is, ook is het niet objectief, of zelfs maar mimetisch. Het is persoonlijk en in zekere zin ook ethisch, en zelfs enigszins therapeutisch, want het einddoel van deze poëzie is om het onbegrijpelijke te begrijpen, een operatie die ik humanistisch zou willen noemen als dat woord niet al te zeer uitgehold zou zijn door veelvuldig en lichtzinnig gebruik in universitaire collegezalen.

Miłosz’ doel is – specifieker nog – om geen tegenstellingen uit te sluiten. Mindere goden ontwikkelen de slakachtige neiging toevlucht te zoeken in een hutje, een schelp, om te kunnen ontsnappen aan tegenwind, tegendraadse ideeën, om alles klein te kunnen maken. Maar als dichter en denker gaat Miłosz moedig het veld in om zich te meten met zijn vijanden, alsof hij tegen zichzelf zegt: ik overleef deze tijd alleen door hem te absorberen. Vaak kwamen deze vijanden echter ongevraagd op hem af. Als die student aan de Universiteit van Wilno zich maar een voorstelling had kunnen maken van al die obstakels die hij zou moeten doorgronden, overwinnen, waarmee hij rekening zou moeten houden, en hoe vaak hij slechts een stap verwijderd zou zijn van de dood, de stilte, de wanhoop …

Hij is een zeer intelligente en zeer extatische dichter; zijn poëzie zou zonder beide kenmerken niet hebben overleefd. Zonder intelligentie zou die ten onder zijn gegaan in de strijd met een van zijn vele tegenstanders (aangezien de monsters van de twintigste eeuw geen gebrek hadden aan dialectische vaardigheden, ze waren er zelfs trots op). Zonder extase zou het zijn buitengewone hoogten niet hebben bereikt, de poëzie zou slechts fraaie journalistiek zijn gebleven. Hij noemt zichzelf een extatische pessimist, maar we stuiten ook veelvuldig op een van die eilandjes van gelukzaligheid waarvan Bergson zei dat een innerlijke waarheid ze heeft doen ontstaan. In de eeuw van Beckett – een groot, geestig en zeer droevig schrijver – verdedigde Miłosz de religieuze dimensie van onze levenservaring, verdedigde hij ons recht op oneindigheid. Het telegram dat Nietzsche stuurde om de Europeanen te informeren over de dood van God had hem natuurlijk wel bereikt, maar hij weigerde het ontvangstbewijs te ondertekenen en liet de boodschapper weer onverrichterzake weggaan.

Ik ben er niet van overtuigd dat Miłosz– zoals hij zelf vaak heeft beweerd – een manicheeër is. Hoe dat ook zij, wat ik wel zie in zijn poëzie is een uitzonderlijke, inspirerende nabijheid van denken en beeld, polemiek en vervoering, Californische natuur en twintigste-eeuwse ideologie, observatie en geloofshouding.

Miłosz is ook een groot politiek dichter: wat hij heeft geschreven over de vernietiging van de Joden zal ons overleven, en niet alleen in bloemlezingen voor studenten. Tijdens de ergste jaren van het stalinisme lazen studenten zijn Verhandeling over de moraal (1948) als een hedendaagse Boethius. Hij zweeg niet tijdens de antisemitische campagnes van 1968 – de grote schande voor de Poolse pers en een deel van de Poolse intelligentsia. De aanwezigheid van Miłosz’ zuivere woorden is en blijft een zegen voor de Poolse lezer die werd afgemat door stalinistische grofheid, uitgemergeld door de lange beproeving van het communisme en de gruwel van de Volksdemocratie. Maar misschien ligt de diepste betekenis van Miłosz’ politieke betekenis nog ergens anders; in de voetsporen van de grote Simone Weil schiep hij een denkmodel dat metafysische hartstocht verbond met ontvankelijkheid voor de ellendige situatie van de eenvoudige man. En dit in een eeuw die er schoolmeesterachtig en kleingeestig op aandrong dat religieuze denkers en schrijvers als rechts moesten worden gezien (Eliot bijvoorbeeld) terwijl sociale activisten als atheïsten moesten worden beschouwd. Het model van Miłosz heeft een enorme betekenis en zal ons ook in de toekomst goed van pas komen.

Toen ik aan het eind van de jaren zestig in Krakau studeerde, waren de geschriften van Miłosz – het werk van een geëmigreerde dichter die in de encyclopedieën laconiek ‘een vijand van het Poolse volk’ werd genoemd – verboden. Maar door verschillende trucs toe te passen kon je toegang krijgen tot de boekenplanken die gemarkeerd waren met de eufemistische afkorting “Res,” voor “Gereserveerd”. Toen ik Miłosz’ werk las, trof me iets waar geen etiket voor is (zelfs de structuralisten, die toen zo invloedrijk waren, konden niks bedenken): de intellectuele reikwijdte, de enorme atmosferische ruimte die hij schiep. Miłosz behoort, net als Kavafis of Auden, tot de uitzonderlijke dichters uit wier werk niet de geur van rozen maar van de rede opstijgt.

Maar Miłosz begrijpt rede of intellect in een middeleeuwse betekenis, zelfs een ‘thomistische’ betekenis (metaforisch gesproken, natuurlijk). Dat wil zeggen, hij begrijpt ze op een manier die voorafgaat aan het grote schisma dat het intellect van de rationalisten aan de ene kant van de scheidslijn plaatste, terwijl de andere kant werd bezet door de verbeelding en intelligentie van kunstenaars die niet zelden hun toevlucht namen tot irrationaliteit. Het helen van deze kloof – zou dat mogelijk zijn? – was [en is] een van Miłosz grote utopische projecten, de ambitie van een schrijver die zelf de strijd heeft aangebonden met zo veel andere utopieën. Hij heeft echter zelden de indruk gewekt van de klassieke conservatief die het verval van onze cultuur en de scheiding van de twee vormen van intelligentie betreurt. Hij is over het algemeen te druk bezig geweest met het arrangeren van hun hernieuwde verloving. In de kleine verhandeling uit de bundel This, getiteld Wat ik van Jeanne Hersch heb geleerd, vinden we het volgende gebod: “Dat de rede een gave is van God is en dat we moeten geloven in haar vermogen om de wereld te begrijpen.” Het is duidelijk dat deze rede weinig gemeen heeft met het angstvallige idee van hedendaagse filosofen.

In hetzelfde gedicht zegt Miłosz ook: “Dat de juiste houding ten opzichte van het Zijn respect is en dat we daarom het gezelschap moeten vermijden van mensen die het Zijn verlagen met hun sarcasme, en die het Niets prijzen.”

Niemand zou de omgang met de boeken van Czesław Miłosz moeten versmaden.

Mystiek voor beginners – Adam Zagajewski

Adam Zagajewski (1945-2021) is een Poolse dichter, vertaler, essayist en romanschrijver. Hij werd geboren in Lviv, wat nu in Oekraïne ligt. In zijn tijd was het nog Polen. Het is wel veelzeggend en treurig dat er geen Nederlands Wikipedia-artikel van hem bestaat.

Zagajewski behoort tot een uitzonderlijke generatie Poolse dichters waartoe ook Czesław MiłoszZbigniew Herbert (1924-1998), Wisława Szymborska (1923-2012), Tadeusz Różewicz (1921-2014) behoorden. Wat me treft bij Zagajewski is het besef dat gruwel en vreugde onlosmakelijk verbonden zijn, dat ze samen ons leven uitmaken.

Een heel mooi interview met Zagajewski verscheen in De Groene op 17 april 2019: Bezing het verminkte continent – een verwijzing – een citaat zelfs – naar zijn beroemdste gedicht. Interviewer is de schrijver Jan Postma.

Ik citeer graag een stukje uit het gesprek dat jan Postma met hem voerde:

Enfin, ik heb ook dit gedicht van Zagajewski (net als het vorige) vertaald zonder Pools te beheersen. Ik heb het origineel gebruikt om vormkenmerken te achterhalen, ik heb een machinevertaling (DeepL) gebruikt om te zien wat het Poolse origineel betekende, en ik heb de Engelse vertaling van Clare Cavanagh gebruikt om te controleren dat ik mij niet volkomen zou vergissen.

Het originele Poolse gedicht heb ik gevonden met hulp van Jan Prygoda (Twitter/X). Het staat op deze rijke Portugese website: De culturele tempel van Delphi: Adam Zagajewski – poeta, romancista, ensaísta e tradutor polonês.

Het hier vertaalde gedicht is ook het titelgedicht van een dichtbundel. De dichter zag toevallig een boektitel op een terras bij een lezende Duitse man. Deze titel die een beetje goedkoop klinkt – er had bijna ‘Mystiek voor dummies’ kunnen staan – zet niettemin een trein van herinneringen in beweging die eindigt met de verrassende conclusie dat al die herinneringen in wezen worden samengevat met de boektitel die ook de titel is van het gedicht.

Het Poolse woord ‘prolegomena’ – inleidende opmerkingen – is een vrij ongewoon woord dat je bij wijze van spreken alleen bij Kant en Schopenhauer aantreft. Dat is ook in het Nederlands zo. Ik heb het daarom letterlijk overgenomen. Met dank aan de polonist Arent van Nieukerken.

Het Poolse woord ‘jaskółki’ heb ik niet met ‘zwaluwen’ maar met ‘gierzwaluwen’ vertaald. Zwaluwen kwetteren vooral. Door de straten jagende vogels die sprekend op zwaluwen lijken (maar het niet zijn) en die een luid, schril geluid maken zijn gierzwaluwen (die ook daadwerkelijk in Montepulciano voorkomen).


Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling

Mystiek voor beginners

De dag was lieflijk, het licht aangenaam.
Op het terras zat een Duitse man
met een klein boekje op schoot.
Ik kon de titel zien:
Mystiek voor beginners.
Plotseling begreep ik dat de gierzwaluwen
die met hun schrille roep patrouilleerden
door de straten van Montepulciano,
en de gedempte gesprekken van schuwe reizigers
uit Oost-Europa, vaak Centraal-Europa genoemd,
en de witte reigers die stapten – gisteren, eergisteren? –
als nonnen door de rijstvelden,
en de schemering die langzaam maar zeker
de silhouetten van middeleeuwse huisjes wegvaagde,
en de olijfbomen op de lage hellingen,
die overgeleverd waren aan hitte en wind,
en het gelaat van de Onbekende Prinses
dat ik gezien en bewonderd had in het Louvre,
en gebrandschilderde ramen als vleugels van vlinders,
bestrooid met het stuifmeel van bloemen,
en de kleine nachtegaal die zijn lied reciteerde
vlak naast de snelweg,
en dat elke reis, al die reizen,
slechts opmaat zijn, mystiek voor beginners,
de inleidende cursus, de prolegomena
van een toets die wordt uitgesteld
tot later.


Origineel


Engelse vertaling van Clare Cavanagh

Mysticism for Beginners

The day was mild, the light was generous.
The German on the café terrace
held a small book on his lap.
I caught sight of the title:
Mysticism for Beginners.
Suddenly I understood that the swallows
patrolling the streets of Montepulciano
with their shrill whistles,
and the hushed talk of timid travelers
from Eastern, so-called Central Europe,
and the white herons standing—yesterday? the day before?—
like nuns in fields of rice,
and the dusk, slow and systematic,
erasing the outlines of medieval houses,
and olive trees on little hills,
abandoned to the wind and heat,
and the head of the Unknown Princess
that I saw and admired in the Louvre,
and stained-glass windows like butterfly wings
sprinkled with pollen,
and the little nightingale practicing
its speech beside the highway,
and any journey, any kind of trip,
are only mysticism for beginners,
the elementary course, prelude
to a test that’s been
postponed.

Prijs als je kunt deze kreupele wereld – Adam Zagajewski

Als hovaardige student had ik er aardigheid in om te zeggen dat de hel reëler is dan de hemel, dat de kunstenaars van alle tijden en plaatsen meer ruimte boden aan gruwel dan aan vreugde, dat de aarde een afschuwelijk tranendal is. De meeste mensen vinden het niet fijn om dat te horen, en daarom vond ik het leuk om dat te zeggen.

Misschien is het goed om er iets aan toe te voegen (ik ben net zestig geworden): gruwel en vreugde bestaan allebei. Ik word ontroerd door schoonheid, door kleine gebaren van mensen die ik liefheb en hoog acht, door mijn schoonvader die in het verzorgingshuis naar ons zwaait als we vertrekken, ook al vergeet hij bijna alles, ook al doet hij bij het klimmen van de jaren steeds meer dingen onhandig of ronduit fout. Ook liefde bestaat.

Wat me treft bij de Poolse dichter Adam Zagajewski (1945-2021) is het besef dat gruwel en vreugde onlosmakelijk verbonden zijn, dat ze samen ons leven uitmaken.

Een heel mooi interview met Zagajewski verscheen in De Groene op 17 april 2019: Bezing het verminkte continent – een verwijzing – een citaat zelfs – naar zijn beroemdste gedicht. Interviewer is de schrijver Jan Postma. Het citaat is genomen uit het beroemde gedicht waarvan ik hieronder een vertaling publiceer. Het werd eerder vertaald door de goede vertaler Gerard Rasch – maar diens vertaling heb ik niet onder ogen gehad (afgezien van de regels die Postma citeert). Op de vondst van Rasch ‘het zoute niets’ ben ik jaloers, maar ik wilde die om voor de hand liggende redenen niet gebruiken.

Zagajewski behoort tot een uitzonderlijke generatie Poolse dichters waartoe ook Czesław MiłoszZbigniew Herbert (1924-1998), Wisława Szymborska (1923-2012), Tadeusz Różewicz (1921-2014) behoorden.

Zagajewski is een Poolse dichter, vertaler, essayist en romanschrijver. Hij werd geboren in Lviv, wat nu in Oekraïne ligt. In zijn tijd was het nog Polen. Het is wel veelzeggend en treurig dat er geen Nederlands Wikipedia-artikel van hem bestaat.

Ik citeer graag een stukje uit het gesprek dat jan Postma met hem voerde:

Enfin, ik heb ook dit gedicht van Zagajewski (net als het vorige) vertaald zonder Pools te beheersen. Ik heb het origineel gebruikt om vormkenmerken te achterhalen, ik heb een machinevertaling (DeepL) gebruikt om te zien wat het Poolse origineel betekende, en ik heb de Engelse vertaling van Clare Cavanagh gebruikt om te controleren dat ik mij niet volkomen zou vergissen.

Het originele Poolse gedicht heb ik gevonden met hulp van Jan Prygoda (Twitter/X). Het staat op deze rijke Portugese website: De culturele tempel van Delphi: Adam Zagajewski – poeta, romancista, ensaísta e tradutor polonês.

In dit gedicht wordt een wereld beschreven die verre van volmaakt is – kreupel, verminkt. Maar ook de mooie momenten bestaan. En het licht dat steeds terugkeert, en dat jou in staat stelt te zien.


Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling

Prijs als je kunt deze kreupele wereld

Prijs als je kunt deze kreupele wereld.
Denk terug aan die lange dagen in juni,
aan wilde aardbeien, slokjes rosé.
De brandnetels die stelselmatig
de lege huisjes van de ballingen begroeien.
Prijs dan deze kreupele wereld.
Je zag sierlijke zeiljachten en schepen;
één zeilde er af voor een lange reis,
een ander voor een zilte vergetelheid.
Je zag radeloze vluchtelingen,
beulen die vrolijke liederen zongen.
Kom, prijs deze kreupele wereld.
Denk aan de momenten dat we samen waren
in een witte kamer met wuivende gordijnen.
Haal terug dat concert met onstuimige muziek.
In de herfst verzamelde je eikels in het park,
bladeren dwarrelden over de littekens van de aarde.
Prijs deze kreupele wereld,
het grauwe veertje dat een lijster verloor,
het zachte licht dat ronddwaalt en verdwijnt
en terugkeert.


Origineel


Engelse vertaling van Clare Cavanagh

Try to Praise the Mutilated World

Try to praise the mutilated world.
Remember June’s long days,
and wild strawberries, drops of rosé wine.
The nettles that methodically overgrow
the abandoned homesteads of exiles.
You must praise the mutilated world.
You watched the stylish yachts and ships;
one of them had a long trip ahead of it,
while salty oblivion awaited others.
You’ve seen the refugees going nowhere,
you’ve heard the executioners sing joyfully.
You should praise the mutilated world.
Remember the moments when we were together
in a white room and the curtain fluttered.
Return in thought to the concert where music flared.
You gathered acorns in the park in autumn
and leaves eddied over the earth’s scars.
Praise the mutilated world
and the gray feather a thrush lost,
and the gentle light that strays and vanishes
and returns.

Transformatie – Adam Zagajewski

Ik leef al een poosje met de Poolse schrijver en dichter Adam Zagajewski (1945-2021). Een heel mooi interview met hem verscheen in De Groene op 17 april 2019: Bezing het verminkte continent – een verwijzing – een citaat zelfs – naar zijn beroemdste gedicht. Interviewer is de schrijver Jan Postma.

Zagajewski behoort tot een uitzonderlijke generatie Poolse dichters waartoe ook Czesław Miłosz, Zbigniew Herbert (1924-1998), Wisława Szymborska (1923-2012), Tadeusz Różewicz (1921-2014) behoorden.

Zagajewski is een Poolse dichter, vertaler, essayist en romanschrijver. Hij werd geboren in Lviv, wat nu in Oekraïne ligt. In zijn tijd was het nog Polen. Het is wel veelzeggend en treurig dat er geen Nederlands Wikipedia-artikel van hem bestaat.

Ik citeer graag een stukje uit het gesprek dat jan Postma met hem voerde:

Enfin, ik heb een gedicht van Zagajewski vertaald zonder Pools te beheersen. Ik heb het origineel gebruikt om vormkenmerken te achterhalen, ik heb een machinevertaling (DeepL) gebruikt om te zien wat het Poolse origineel betekende, en ik heb de Engelse vertaling van Clare Cavanagh gebruikt om te controleren dat ik mij niet volkomen zou vergissen.

Het gedicht beschrijft heel gewone, kalme dingen, maar je voelt aan alles dat er een grote onderhuidse spanning is: zonsondergang, rood, vogels die gaan zwijgen, de nacht die verstomt, zonnenbloemen die aan de galg lijken te hangen, stof, hagedissen die beschutting zoeken. Die spanning bouwt op tot wat gerust een apotheose kan worden genoemd: drie versregels, drie woorden, ‘jou’.

Dat slotwoordje ‘jou’ kan uiteraard betrekking hebben op de liefde. Het ontleent zijn dramatische kracht mede aan die associatie. Maar toch ligt het erg voor de hand om – gegeven de openingsregels ‘Ik schreef maandenlang / geen enkel gedicht’ – ook aan een periode van poëtische droogte te denken, een ‘writers block’, een toestand die eindigt met de totstandkoming van dit gedicht. Het is een bevrijding uit de tobberijen over macht en angst en dood en kleine dingen die onbeduidend schijnen. Al die dingen blijken toch heel goed bruikbaar te zijn, getransformeerd te kunnen worden tot betekenisvolle elementen van een gedicht. En daarmee verwijst dat woordje ‘jou’ vooral ook naar het gedicht dat u straks onder ogen krijgt (of reeds gelezen hebt). Om die reden heb ik het woord ‘transformation’, dat ik aanvankelijk vertaald had met ‘alles anders’, alsnog (28-3-2025 – onder dank aan een gesprekspartner uit mijn naaste omgeving) vertaald met ‘transformatie’. En uiteraard heb ik daarmee ook de titel van de vertaling gewijzigd in ‘Transformatie’.

Het originele Poolse gedicht heb ik gevonden met hulp van Jan Prygoda (Twitter/X). Het staat op deze rijke Portugese website: De culturele tempel van Delphi: Adam Zagajewski – poeta, romancista, ensaísta e tradutor polonês.


Geluidsopname

Geluidsopname van de vertaling – Arie Sonneveld

Vertaling

Transformatie

Ik schreef maandenlang
geen enkel gedicht.
Ik leefde eenvoudig, las de krant,
overdacht het raadsel van de macht,
het waarom van gehoorzaamheid.
Ik keek naar de ondergaande zon
(scharlakenrood, vervuld van angst);
ik hoorde vogels die stil werden,
en de nacht die verstomde.
Ik zag zonnebloemen in de schemer
met hangende hoofden, alsof een achteloze beul
zijn gang door de tuinen had gemaakt.
Zacht septemberstof verzamelde zich
op vensterbanken, en hagedissen
kropen weg in spleten van muren.
Ik maakte lange wandelingen,
hunkerend naar slechts één ding:
bliksem,
transformatie,
jou.


Origineel


Engelse vertaling van Clare Cavanagh

Transformation

I haven’t written a single poem
in months.
I’ve lived humbly, reading the paper,
pondering the riddle of power
and the reasons for obedience.
I’ve watched sunsets
(crimson, anxious),
I’ve heard the birds grow quiet
and night’s muteness.
I’ve seen sunflowers dangling
their heads at dusk, as if a careless hangman
had gone strolling through the gardens.
September’s sweet dust gathered
on the windowsill and lizards
hid in the bends of walls.
I’ve taken long walks,
craving one thing only:
lightning,
transformation,
you.