Miłosz (1911-2004) was een Pools-Amerikaans dichter die in 1980 de Nobelprijs voor literatuur ontving. Hij werd geboren in een plaats die tegenwoordig in Litouwen ligt.
Zijn werk is bij uitstek geschikt om meer te begrijpen van de Oost-Europese gevoeligheden, omdat hij de wisselvalligheden van het lot van de Oost-Europeanen aan den lijve heeft ondervonden. Maar hij is ook een groot dichter, iemand die erin slaagt om thema’s die ontstijgen aan de plaats waar hij leefde of woonde, voelbaar te maken.
Thema’s die in zijn werk een rol spelen zijn de verdrukking van de mens onder een totalitair regime, de aanpassingsmechanismen die zo’n verdrukte mens kiest, het katholicisme, mededogen met de mens die een ontsnappingsroute kiest uit een ondraaglijke situatie.
Ik heb vijf boeken van Miłosz in huis: (1) De geknechte geest, een zeer indrukwekkende gevalsstudie van vier vrienden die allemaal ten prooi vielen aan de totalitaire dwang van de Sovjet-Unie, (2) Geboortegrond, memoires over zijn afkomst en de wederwaardigheden van zijn bepaald avontuurlijke leven, gelardeerd met interessante bespiegelingen, (3) The Land of Ulro, een biografisch werk dat zijn intellectuele en artistieke en soms ook mystieke ontwikkelingsgang beschrijft, (4) A Year of the Hunter, een interessant dagboek waarin hij ook vertelt over de debatten tussen intellectuelen in het zomerverblijf van de paus (Castel Gandolfo), en (5) Czesław Miłosz, Gedichten.
Een disclaimer: dit is geen vertaling van het originele Poolse gedicht – ik beheers geen Pools. Het is een vertaling van de Engelse vertaling – waarbij Milosz wel zelf betrokken was.
Wat betekent dit gedicht? Ik weet het niet, maar ik heb wel een idee. Toevallig las ik vanmorgen een tweet waarin een citaat van P.F. Thomése voorkwam over de Poolse dichter en Nobelprijswinnaar Wisława Szymborska (1923-2012). Dat citaat luidt als volgt:
“Door de bezieling van de gedichten geven ze je in woorden terug wat je ongemerkt aan werelden verloren bent. Dat is dus meer dan je voordien ooit hebt gehad.”
Ik denk dat dit gedicht over zulke werelden gaat. Heel vaak verdwijnen er dingen uit ons leven, mede door onze eigen keuzes, maar ook door de grillen van de geschiedenis (waarover Milosz bijzonder veel wist uit eigen ervaring), en daarmee verdwijnen deze werelden.
De Engelse vertaling is van Anthony Miłosz. Het origineel werd geschreven in Warschau in 1944, een jaartal dat ook nog wel enig licht werpt op het verdwijnen van werelden.
Ongeveer op hetzelfde moment heeft ook Menno van der Beek dit gedicht vertaald en gepubliceerd in het literaire tijdschrift Liter (1 juli 2024).
Het originele Poolse gedicht vindt u hier.
Geluidsopname
Een lied over het Einde van de Wereld
Als het einde van de wereld daar is
Vliegt een bij om de klaver,
Herstelt een visser een glinsterend net.
Blije bruinvissen duiken in de zee,
Jonge mussen spelen bij de regenafvoer
En de slangehuid is van goud zoals het hoort te zijn.
Als het einde van de wereld daar is
Lopen vrouwen onder hun paraplu’s door het veld,
Een dronkaard knikkebolt aan de rand van een park,
Een groenteman roept luid in de straat
En een boot met gele zeilen nadert het eiland,
Het lied van een viool blijft hangen in de lucht
En voert naar een besterde nacht.
En zij die wachten op donder en bliksem
Zijn bedroefd.
En zij die wachten op tekenen en bazuinen van aartsengelen
Kunnen niet geloven dat het juist nu gebeurt.
Zo lang zon en maan boven ons hoofd staan,
Zo lang de hommel langs gaat bij een roos,
Zo lang er nog rozige kindertjes worden geboren
Gelooft niemand dat het juist nu gebeurt.
Alleen een oude, grijze man, die wel profeet had willen zijn
Maar geen profeet is, want hij heeft het veel te druk,
Zegt voor zich uit, terwijl hij zijn tomaten opbindt:
Er zal geen ander einde van de wereld zijn,
Er zal geen ander einde van de wereld zijn.
Origineel:
A Song on the End of the World
On the day the world ends
A bee circles a clover,
A fisherman mends a glimmering net.
Happy porpoises jump in the sea,
By the rainspout young sparrows are playing
And the snake is gold-skinned as it should always be.
On the day the world ends
Women walk through the fields under their umbrellas,
A drunkard grows sleepy at the edge of a lawn,
Vegetable peddlers shout in the street
And a yellow-sailed boat comes nearer the island,
The voice of a violin lasts in the air
And leads into a starry night.
And those who expected lightning and thunder
Are disappointed.
And those who expected signs and archangels’ trumps
Do not believe it is happening now.
As long as the sun and the moon are above,
As long as the bumblebee visits a rose,
As long as rosy infants are born
No one believes it is happening now.
Only a white-haired old man, who would be a prophet
Yet is not a prophet, for he’s much too busy,
Repeats while he binds his tomatoes:
No other end of the world will there be,
No other end of the world will there be.


